04

Jaarrekening

Balans per 31 december 2024

(voor resultaatbestemming)

Alle bedragen x €1.000,-
ACTIVA Toelichting 31 dec 2024 31 dec 2023
Vaste Activa
Vastgoedbeleggingen 1  
DAEB vastgoed in exploitatie   2.883.154 2.577.691
Niet-DAEB vastgoed in exploitatie   23.627 23.158
Onroerende zaken verkocht onder voorwaarden   16.828 16.833
Vastgoed in ontwikkeling bestemd voor eigen exploitatie   1.307 22.774
    2.924.916 2.640.456
Materiële vaste activa 2  
Onroerende en roerende zaken ten dienste van de exploitatie   5.694 6.138
Financiële vaste activa 3  
Latente belastingvordering(en)   3.683 7.717
Leningen u/g   8 2
    3.691 7.719
Subtotaal   2.934.301 2.654.313
Vlottende Activa
Voorraden 4  
Overige voorraden   64 0
Vlottende vorderingen 5  
Huurdebiteuren   864 743
Belastingen en premies sociale verzekeringen   1.599 3.512
Overige vorderingen   270 436
Overlopende activa   2.326 1.067
    5.059 5.758
Liquide middelen 6  
Liquide middelen   9.565 13.165
 
Subtotaal   14.688 18.923
Balanstotaal   2.948.989 2.673.236
Alle bedragen x €1.000,-
PASSIVA Toelichting 31 dec 2024 31 dec 2023
 
Eigen vermogen 7  
Herwaarderingsreserve   1.534.777 1.310.445
Overige reserves   362.474 575.943
Resultaat na belasting van het boekjaar   195.536 10.863
    2.092.787 1.897.251
Voorzieningen 8  
Onrendabele investeringen en herstructureringen   56.995 14.430
Voorziening reorganisatiekosten   0 12
Voorziening jubileumuitkering   407 375
Voorziening V&E-meters   336 336
    57.738 15.153
Langlopende schulden 9  
Schulden/leningen overheid   190 1.093
Schulden/leningen kredietinstellingen   758.634 686.765
Verplichtingen uit hoofde van onroerende zaken
verkocht onder voorwaarden
  14.904 15.094
Overige schulden   136 136
    773.864 703.088
Kortlopende schulden 10  
Schulden aan overheid   902 1.447
Schulden aan kredietinstellingen   2.131 20.250
Schulden aan leveranciers   829 13.736
Schulden ter zake van belastingen,
premies sociale verzekeringen en pensioenen
  3.856 7.258
Schulden terzake van pensioenen   0 181
Overige schulden   2.745 2.523
Overlopende passiva   14.137 12.349
  24.600 57.744
 
Balanstotaal   2.948.989 2.673.236

Winst en verlies rekening over 2024

Alle bedragen x €1.000,-
  Toelichting 2024 2023
Huuropbrengsten 11 128.355 122.217
Opbrengsten servicecontracten 12 8.147 7.787
Lasten servicecontracten 13 -8.746 -8.282
Lasten verhuur en beheeractiviteiten 14 -9.170 -10.142
Lasten onderhoudsactiviteiten 15 -58.294 -70.281
Overige directe operationele lasten exploitatie bezit 16 -8.692 -7.595
Nettoresultaat exploitatie vastgoedportefeuille   51.600 33.704
Verkoopopbrengst vastgoedportefeuille 17 696 185
Verkoopkosten vastgoedportefeuille 17 -17 -8
Toegerekende organisatiekosten   -60 -60
Boekwaarde verkochte vastgoedportefeuille   -230 -98
Netto gerealiseerd resultaat verkoop vastgoedportefeuille   389 19
Overige waardeveranderingen vastgoedportefeuille 18 -54.255 -12.190
Niet-gerealiseerde waardeveranderingen vastgoedportefeuille 19 232.795 -113.883
Niet-gerealiseerde waardeveranderingen vastgoedportefeuille
verkocht onder voorwaarden
20 185 455
Waardeveranderingen vastgoedportefeuille   178.725 -125.618
Opbrengst overige activiteiten 21 2.211 2.421
Kosten overige activiteiten 22 -3.446 -3.130
Nettoresultaat overige activiteiten   -1.235 -709
Overige organisatiekosten 23 -3.032 -3.827
Leefbaarheid 24 -2.574 -3.443
Bedrijfsresultaat   223.873 -99.874
Rentebaten en soortgelijke opbrengsten 25 722 369
Rentelasten en soortgelijke kosten 26 -21.868 -19.022
Financiële baten en lasten   -21.146 -18.653
Resultaat voor belastingen   202.727 -118.527
Belastingen 27 -7.191 129.331
Resultaat deelnemingen 28 0 9
 
Resultaat na belasting   195.536 10.813

Kasstroomoverzicht 2024

Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode

Alle bedragen x €1.000,-
Kasstroom uit operationele activiteiten 2024 2023
Operationele ontvangsten
Huurontvangsten 129.409 123.256
Vergoedingen 7.079 7.767
Overheidsontvangsten 256 1.906
Overige bedrijfsontvangsten 437 576
Ontvangen interest 405 0
Saldo ingaande kasstromen 137.586 133.505
Operationele uitgaven
Erfpacht -1 -1
Betalingen aan werknemers -17.020 -17.268
Onderhoudsuitgaven -50.381 -53.131
Overige bedrijfsuitgaven -30.091 -30.323
Betaalde interest -20.670 -18.109
Sectorspecifieke heffing onafhankelijk van resultaat -394 -1.133
Leefbaarheid externe uitgaven niet investering gebonden -947 -1.804
Vennootschapsbelasting -1.244 -3.491
Saldo uitgaande kasstromen -120.748 -125.260
 
Kasstroom uit operationele activiteiten 16.838 8.245
 
Kasstroom uit investeringsactiviteiten
MVA ingaande kasstroom
Verkoopontvangsten bestaande huur, woon- en niet
woongelegenheden
628 185
Verkoopontvangsten grond 68 0
(Des)Investeringsontvangsten overig 120 0
Tussentelling ingaande kasstroom MVA 816 185
MVA uitgaande kasstroom
Nieuwbouw huur, woon- en niet woongelegenheden -38.075 -43.222
Woningverbetering. woon- en niet woongelegenheden -32.685 -16.066
Aankoop, woon- en niet woongelegenheden -857 -4.871
Sloopuitgaven, woon- en niet woongelegenheden -1.055 -305
Investeringen overig -795 -546
Externe kosten bij verkoop -27 -26
 
Verwerving van materiële vaste activa -73.494 -65.036
 
 
Saldo in- en uitgaande kasstroom MVA -72.678 -64.851
 
FVA    
Ontvangsten verbindingen 0 1.746
 
Kasstroom uit investeringsactiviteiten -72.678 -63.105
 
Kasstroom uit financieringsactiviteiten
Financiering ingaande kasstromen
Nieuw geborgde leningen 98.000 97.886
Financiering uitgaande kasstromen
Aflossing door WSW geborgde leningen -42.318 -41.133
Aflossing ongeborgde leningen DAEB- investeringen -3.442 -1.550
Tussentelling uitgaande kasstromen -45.760 -42.683
 
Kasstroom uit financieringsactiviteiten 52.240 55.203
Mutatie liquide middelen -3.600 343
Liquide middelen
Liquide middelen per 1 januari 13.165 12.822
Liquide middelen per 31 december 9.565 13.165
Mutatie Liquide middelen -3.600 343

Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling

Algemene toelichting

De Stichting WoonFriesland is statutair gevestigd op de Oedsmawei 26, 9001 ZJ te Grou in de gemeente Leeuwarden. Het statutaire werkgebied is de gehele provincie Fryslân. WoonFriesland is ingeschreven bij het Handelsregister Kamer van Koophandel onder nummer 01031925.

WoonFriesland is een maatschappelijke organisatie, een onderneming zonder winstoogmerk. Ons doel is goed en betaalbaar wonen te realiseren voor iedereen, maar vooral voor mensen die in de maatschappij of op de woningmarkt een kwetsbare positie hebben. De activiteiten van WoonFriesland bestaan uit:

  • Doen van investeringen in nieuwbouw, renovatie, onderhoud en beheer van sociale huurwoningen, woon-zorgvastgoed en maatschappelijk vastgoed.
  • Toewijzen en verhuren van sociale huurwoningen aan de doelgroep zoals genoemd in de Woningwet en de DAEBrichtlijn.
  • Verrichten van activiteiten op het terrein van leefbaarheid.

Continuïteit van de activiteiten

De in de onderhavige jaarrekening gehanteerde grondslagen van waardering en resultaatbepaling zijn gebaseerd op de veronderstelling van continuïteit van de stichting.

Regelgeving

De toegelaten instelling heeft de jaarrekening opgesteld met inachtneming van artikel 35 van de Woningwet. Het eerste lid van dit artikel schrijft de toepassing van BW2 Titel 9 voor, behoudens enkele specifieke uitzonderingen. Behalve de Woningwet zijn tevens het Besluit Toegelaten Instellingen Volkshuisvesting en de Regeling Toegelaten Instellingen Volkshuisvesting van toepassing. Verder zijn de Beleidsregels toepassing Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector ( “WNT”) en de door de Raad voor de Jaarverslaggeving uitgegeven richtlijnen toegepast, waaronder Richtlijn 645 ‘Toegelaten Instellingen Volkshuisvesting (herzien 2016) en RJ-Uiting 2019-6 in het bijzonder. De jaarrekening is opgemaakt op 07-05-2025.

Oordelen, schattingen, veronderstellingen en onzekerheden

Bij de toepassing van de grondslagen en regels voor het opstellen van de jaarrekening vormt het bestuur van de stichting zich diverse oordelen en schattingen. De belangrijkste oordelen en schattingen hebben betrekking op de activa in exploitatie (zowel het sociaal als het commercieel vastgoed), de voorzieningen, de waardeverminderingen en de acute en latente belastingen. De hierbij behorende veronderstellingen zijn vermeld in de toelichting bij de hiervoor genoemde jaarrekeningposten.

Klimaatgerelateerde zaken

WoonFriesland houdt rekening met de invloed van klimaatverandering op schattingen en veronderstellingen, waar relevant. Bij deze beoordeling wordt een breed scala aan mogelijke gevolgen voor WoonFriesland meegenomen. Er wordt onderkend dat klimaatgerelateerde zaken de mate van onzekerheid ten aanzien van schattingen en veronderstellingen bij meerdere elementen in de jaarrekening vergroten. De klimaatgerelateerde risico’s kunnen een significante impact hebben op de waardering van bepaalde elementen in de jaarrekening. WoonFriesland monitort relevante veranderingen en ontwikkelingen op dit gebied, zoals de Nationale Prestatieafspraken. Dit betreft onder andere de toenemende vereisten voor energie efficiëntie van woningen. In de Nationale Prestatieafspraken is afgesproken dat woningen met een E-, F-, of G-label versneld moeten worden verduurzaamd en uiterlijk in 2028 zodanig hebben gerenoveerd dat ze een beter energielabel hebben (minimaal D). Daarnaast is er toenemende vraag vanuit huurders voor energiezuinige gebouwen. De elementen en overwegingen in de jaarrekening die het meest direct beïnvloed worden door klimaatgerelateerde zaken zijn de bepaling van reële waarde van vastgoedbeleggingen en voorziening onrendabele investeringen. WoonFriesland heeft verondersteld dat de reële waarde momenteel niet blootgesteld is aan ernstige fysieke risico’s, maar heeft wel verondersteld dat tot zekere hoogte de invloed van transitierisico’s worden meegenomen in de waardering vastgoedbeleggingen en voorziening onrendabele investeringen.

Classificatie leaseovereenkomsten vastgoedbeleggingen - WoonFriesland als lessor

WoonFriesland is operationele lease overeenkomsten aangegaan waarbij vastgoed wordt verhuurd met verschillende looptijden en waarbij een vast bedrag per periode is afgesproken. De beoordeling of een overeenkomst een lease bevat, vindt plaats op grond van de economische realiteit op het tijdstip van het aangaan van het contract. De classificatie van lease overeenkomsten als financiële leasing of operationele leasing vergt een beoordeling van subjectieve elementen zoals de leaseperiode ten opzichte van de economische levensduur en een inschatting van de contante waarde van de minimale leasebetalingen ten opzichte van de reële waarde van het leaseobject. De leaseovereenkomsten van WoonFriesland bevatten een leaseperiode welke (waarschijnlijk) niet het belangrijkste deel van de economische levensduur omvat en waarvan de contante waarde van de minimale leasebetalingen lager is dan 90% van de reële waarde van het leaseobject. Derhalve zijn de lease overeenkomsten als operationele leases geclassificeerd.

Consolidatie

Op grond van de vrijstelling ingevolge artikel 2:407 lid 2a BW is geen geconsolideerde jaarrekening opgesteld. In 2023 was er sprake van één 100% deelneming; OBM B.V. Het belang van deze deelneming ten opzichte van WoonFriesland is echter verwaarloosbaar. OBM B.V. is per 21 december 2023 geliquideerd waarbij het liquidatie overschot ad € 1.745 duizend. is uitgekeerd. Daarbij waren er gedurende 2023 naast de kwantitatieve overwegingen, ook geen kwalitatieve overwegingen aanwezig welke mogelijk wel tot consolidatie hadden kunnen leiden tot het moment van liquidatie.

Lijst met kapitaalbelangen

WoonFriesland te Grou stond tot medio december 2023 aan het hoofd van een groep rechtspersonen. Een overzicht van de gegevens vereist op grond van de artikelen 2:379 en 2:414 BW is onderstaand opgenomen:

Naam, statutaire zetel Aandeel in het geplaatste kapitaal Opgenomen in consolidatie
OBM B.V.
te Drachten (geliquideerd per 21 december 2023)
0% Nee

Salderen

Een actief en een post van het vreemd vermogen worden gesaldeerd in de jaarrekening opgenomen uitsluitend indien en voor zover:

  • Een deugdelijk juridisch instrument beschikbaar is om het actief en de post van het vreemd vermogen gesaldeerd en simultaan af te wikkelen; en
  • Het stellige voornemen bestaat om het saldo als zodanig of beide posten simultaan af te wikkelen.

Grondslagen voor de waardering van Activa en Passiva

Vastgoedbeleggingen

(DAEB en niet-DAEB) Vastgoed in exploitatie

Classificatie en kwalificatie Het vastgoed in exploitatie wordt op objectniveau geclassificeerd naar DAEB (sociaal) en niet-DAEB (commercieel) vastgoed, conform het door de Autoriteit Woningcorporaties goedgekeurde ‘scheidingsvoorstel’ en de hierop volgende transacties tussen de ‘DAEB-tak’ en de ‘niet-DAEB-tak’, rekening houdend met de criteria van de Beschikking van de Europese Commissie d.d. 15 december 2009 aangaande de staatssteun voor toegelaten instellingen.

Maatschappelijk vastgoed is bedrijfsonroerendgoed dat wordt verhuurd aan maatschappelijke organisaties, waaronder zorg-, welzijn-, onderwijs- en culturele instellingen en dienstverleners en tevens is vermeld op de bijlage zoals deze is opgenomen in de EC-beschikking d.d. 15 december 2009.

Het niet-DAEB-vastgoed omvat volgens de eerdergenoemde criteria de woningen met een huurprijs boven de huurliberalisatiegrens (huurtoeslaggrens) op contractdatum, facultatief aan de niet-DAEB-tak overgedragen DAEBvastgoed, het bedrijfsmatig vastgoed (niet zijnde maatschappelijk vastgoed) en het overige commercieel vastgoed.

Complexindeling Het DAEB en niet-DAEB vastgoed is opgedeeld naar waarderingscomplexen. Een waarderingscomplex is een samenstel van verhuureenheden, dat in principe bestaat uit vergelijkbare verhuureenheden voor wat betreft type vastgoed, bouwperiode en locatie, en dat als één geheel aan een derde partij in verhuurde staat kan worden verkocht. Een waarderingscomplex kan daarom worden gedefinieerd als een aaneengesloten blok verhuureenheden van dezelfde bouwperiode. Alle verhuureenheden van de toegelaten instelling maken deel uit van een waarderingscomplex of zijn een afzonderlijk waarderingscomplex. Het kan voorkomen dat een waarderingscomplex bestaat uit sociaal en commercieel vastgoed. In dat geval wordt, nadat de waarde van het waarderingscomplex is bepaald, de waarde opgesplitst in een deel dat aan het sociaal vastgoed, respectievelijk aan het commerciële deel kan worden toegerekend.

Waardering bij eerste verwerking DAEB en niet-DAEB vastgoed in exploitatie Bij de eerste verwerking wordt het DAEB en niet-DAEB vastgoed in exploitatie gewaardeerd tegen de kostprijs. De kostprijs omvat de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. De verkrijgingsprijs omvat de koopsom en alle direct toe te rekenen uitgaven, inclusief transactiekosten (waaronder juridische advieskosten, overdrachtsbelasting en andere transactiekosten) minus eventuele investeringssubsidies. De vervaardigingsprijs omvat op grond van artikel 2:388 BW de aanschaffingskosten van gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten, die rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend.

De in de toekomst te maken kosten van sloop worden ten laste van het resultaat verantwoord in het jaar dat de exploitatie door sloop wordt beëindigd.

Waardering na eerste verwerking Vastgoed in exploitatie wordt op grond van artikel 35 lid 2 van de Woningwet na de eerste verwerking gewaardeerd tegen actuele waarde. Op grond van artikel 31 van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 vindt de waardering plaats tegen de marktwaarde. Het Besluit actuele waarde is niet van toepassing. Op grond van artikel 14 van de Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 vindt de waardering tegen marktwaarde plaats overeenkomstig de methodiek die is opgenomen in bijlage 2 van de Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 ("Handboek modelmatig waarderen marktwaarde ").

Op basis van artikel 31 van het BTIV wordt bij de waardering onderscheid gemaakt naar de volgende categorieën:

  • woongelegenheden;
  • bedrijfsmatig en maatschappelijk onroerend goed (BOG en MOG);
  • parkeergelegenheden;
  • intramuraal zorgvastgoed.

WoonFriesland hanteert voor alle categorieën de full versie van het Handboek modelmatig waarderen marktwaarde. Bij de waardering van het vastgoed is een taxateur betrokken en zijn vrijheidsgraden van toepassing inzake uitgangspunten en parameters voor waardering. Deze zijn nader uiteengezet in de toelichting op het vastgoed in exploitatie. Bij het bepalen van de reële waarde van vastgoedbeleggingen wordt rekening gehouden met klimaatgerelateerde zaken, waaronder wet- en regelgeving, die mogelijk de waarde beïnvloeden. Voor een verdere toelichting met betrekking tot de klimaatgerelateerde aannames in het bepalen van de reële waarde, wordt verwezen naar de toelichting Klimaatgerelateerde zaken.

Bij de waardering van het vastgoed worden een doorexploiteer- en een uitpondscenario onderscheiden. De marktwaarde is de hoogste van beide waarderingen. Het handboek volgt de netto contante waarde methode, de DCFmethode. Via de DCF-methode worden de toekomstige inkomende en uitgaande kasstromen contant gemaakt naar het heden aan de hand van een disconteringsvoet, inclusief de eindwaarde die de geschatte opbrengstwaarde is van het vastgoed aan het einde van de DCF-periode. Hierbij wordt verondersteld dat de jaarbedragen medio het jaar ontvangen, respectievelijk betaald worden. De berekening van de netto contante marktwaarde wordt bij alle typen vastgoed uitgevoerd voor een exploitatieperiode van vijftien jaar.

De bepaling van de toekomstige inkomende en uitgaande kasstromen vindt bij woongelegenheden en parkeergelegenheden plaats aan de hand van twee scenario's: enerzijds op basis van het doorexploiteerscenario en anderzijds op basis van het uitpondscenario. Bij BOG, MOG, intramuraal vastgoed en studenteenheden is alleen het doorexploiteerscenario van toepassing.

Na eerste verwerking wordt een waardevermindering of -vermeerdering van de marktwaarde van onroerende zaken in exploitatie verantwoord in de winst-en-verliesrekening van de periode waarin de wijziging zich voordoet. De waardevermindering of -vermeerdering wordt separaat tot uitdrukking gebracht en in het resultaat verantwoord als Nietgerealiseerde waardeveranderingen.

Uitgaven na eerste verwerking Voor toekomstige investeringen in bestaande complexen vastgoed in exploitatie, zoals verduurzaming, waarvoor in rechte afdwingbare verplichtingen dan wel feitelijke verplichtingen zijn aangegaan, is beoordeeld of en in hoeverre de investeringen kwalificeren als een verlieslatend contract. Bij investeringen in bestaande complexen is sprake van een verlieslatend contract indien de kostprijs van de investering hoger is dan de stijging van de marktwaarde van het complex (zie bijlage 2 van de Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 ('Handboek modelmatig waarderen marktwaarde')). Hiervoor wordt een voorziening voor onrendabele investeringen gevormd voor zover de uitgaven met betrekking tot een investering in bestaand vastgoed nog niet in de balans zijn verwerkt. De afwaardering van de bestede kosten en de vorming van de voorziening wordt in het resultaat verantwoord onder de post overige waardeveranderingen.

Groot onderhoud In de kostprijs worden de kosten van groot onderhoud opgenomen, zodra deze kosten zich voordoen en is voldaan aan de activeringscriteria op basis van de Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 zoals hieronder beschreven. De boekwaarde van het eerdere groot onderhoud wordt dan als gedesinvesteerd beschouwd en de resterende boekwaarde van het eerdere groot onderhoud wordt ineens ten laste van de winst-en-verliesrekening gebracht.

Uitgaven na eerste verwerking van vastgoed in exploitatie zijn in overeenstemming met de op 30 september 2019 gewijzigde Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 verwerkt. Hierop zijn de definities voor onderhoud en beheer zoals hierna beschreven van toepassing. Daarbij worden onderhoudsuitgaven verwerkt in het resultaat en uitgaven die kwalificeren als verbetering als onderdeel van de kostprijs van het vastgoed.

Onderscheid onderhoud en verbeteringen Het onderscheid tussen onderhoud en verbeteringen volgt de maatregelen die corporaties verrichten bij de werkzaamheden aan het vastgoed in exploitatie. Deze worden per maatregel beoordeeld. De categorie 'verbetering' zal worden behandeld als investeringsuitgaven. Onderhoudsuitgaven zijn kosten.

Onderhoud De werkzaamheden die naar hun aard dienen om een verhuurbare eenheid, dan wel complex - in vergelijking met de toestand waarin die zich bij stichting of latere verandering bevond - in bruikbare staat te herstellen en aldus de ingetreden achteruitgang op te heffen; dit ongeacht de omvang van de uitgaven.

De onderhoudsuitgaven betreffen aldus de uitgaven om een verhuurbare eenheid, dan wel complex in dezelfde technische en bouwkundige staat te houden, als waarin het zich op de peildatum (einde boekjaar) bevindt, rekening houdend met het effect van onderhoudscycli, zo nodig na het verhelpen van achterstallig onderhoud indien dit aanwezig is. Het in dezelfde technische en bouwkundige staat houden, houdt in dat er in of aan het vastgoed geen technische gebreken mogen zijn (minimaal conditiescore 4 op bouwdeelniveau voor alle bouwdelen conform NEN2767 of vergelijkbaar op het moment dat het onderhoud wordt uitgevoerd).

In de onderhoudsuitgaven zijn dus ook de uitgaven voor de vervanging van daken, voegwerk en kozijnen opgenomen omdat dit in beginstel kwalificeert als instandhouding. Ook de uitgaven voor vervanging van keukens, badkamers en toiletten vallen onder de onderhoudsuitgaven in verband met het technisch en bouwkundig in stand houden van het gebouw.

Verbetering De werkzaamheden die dienen om aan de onroerende zaak of een zelfstandig gebouwdeel een wezenlijke verandering aan te brengen, waardoor de onroerende zaak naar inrichting, aard of omvang een wijziging heeft ondergaan. De verbetering wordt als investering aangemerkt.

De investeringen voor verbetering betreffen aldus de uitgaven met als doel het technisch of functioneel verbeteren van een verhuurbare eenheid, dan wel complex. De conceptuele kaders in de fiscale praktijkhandleiding dienen daarbij als uitvalbasis. Het betreffen (ook) uitgaven om een verhuurbare eenheid, dan wel complex naar een hoger niveau te brengen (de theoretische of markttechnische verdiencapaciteit vergrotend), bijvoorbeeld verduurzamen naar energieneutraal, aanpassingen in de plattegrond, verhogen uitrustingsniveau van onderdelen van de woning of toevoegen van niet reeds in het object aanwezige installaties zoals zonnepanelen.

Tot de verbeteringen worden ten minste gerekend de werkzaamheden die verband houden met:

  • Het gebruiksklaar maken van een nieuw verworven onroerende zaak;
  • De nieuwbouwuitgaven bij vervangende nieuwbouw die volgen na het slopen van bestaande opstallen;
  • Herstel van fysieke beschadiging aan onroerende zaken als gevolg van abnormale gebeurtenissen;
  • Een ingrijpende verbouwing (definitie zie hierna).

Ingrijpende verbouwing Er is sprake van een 'ingrijpende verbouwing' als een onroerende zaak technisch en economisch gezien hoogst verouderd is of als van een onroerende zaak een gedeelte bouwvallig is, welk gedeelte wordt afgebroken, en in het overblijvende gedeelte een groot aantal veranderingen en vernieuwingen wordt aangebracht.

Een ingrijpende verbouwing betreft aldus een grondige renovatie van een verhuurbare eenheid, dan wel complex. De ingrijpende verbouwing is erop gericht dat bij de verhuurbare eenheid, dan wel het complex een hedendaagse kwaliteit tot stand komt waar dit in de bestaande situatie niet het geval was. Deze kwaliteit zal tot stand komen via een projectmatige aanpak. De corporatie werkt voor het totaal een investeringsvoorstel uit, waaruit blijkt dat de prestaties van het complex positief worden beïnvloed (c.q. de waarde van het complex neemt toe na de ingreep). Het voorstel vloeit voort uit de vastgoedsturing (asset management) van de corporatie. Hierbij is het streven dat de lange termijn verhuurbaarheid van het betreffende object zodanig is dat in de komende jaren geen ingrijpende verplichtingen meer te verwachten zijn, anders dan planmatige cycli uit de meerjarenonderhoudsbegroting.

We beschouwen de ingrijpende verbouwing (renovatie) als een investering wanneer wordt voldaan aan de volgende criteria:

  1. De energetische prestaties verbeteren wezenlijk (meerdere labelstappen) waardoor het bezit vanwege de ingrijpende verbouwing ook vanuit energetisch perspectief voor de langere termijn verhuurbaar is.
  2. Gevelrenovatie of dakrenovatie (inclusief isolatie) maakt op een zodanige manier deel uit van de aanpak waardoor deze op een niveau vergelijkbaar met dat van nieuwgebouwde objecten wordt gebracht.
  3. De werkzaamheden aan de onroerende zaak zijn mede gericht op het brengen dan wel houden van de kwaliteit van de badkamers, toiletten en keukens op het technische en functionele niveau dat in redelijkheid minimaal in nieuwgebouwde objecten mag worden verwacht.
  4. Installatievoorzieningen van de verhuurbare eenheden, dan wel complexen zijn als gevolg van de werkzaamheden toekomstbestendig in de zin dat ze niet binnen tien jaar hoeven te worden aangepakt.

De hiervoor genoemde criteria zijn limitatief, waarbij toegestaan wordt om met argumenten een ingrijpende verbouwing te beschouwen als aan 3 van de 4 criteria wordt voldaan. Wanneer dat zo is dan dient de corporatie te kunnen onderbouwen waarom redelijkerwijs niet aan het laatste criterium is voldaan, maar er toch sprake is van een ingrijpende verbouwing.

Bovenstaande betekent dat de corporatie voor de aanpak een investeringsafweging heeft gemaakt en er redelijkerwijs geen sprake meer is van terugbrengen in oude of vergelijkbare staat van het vastgoed. Het complex voldoet na de aanpak aan de hedendaagse kwaliteitsstandaarden. Mocht niet aan bovenstaande criteria zijn voldaan, dan is er geen sprake van een ingrijpende verbouwing en geldt voor alle bouwdeelelementen de reguliere lijn zoals hierboven toegelicht onder het kopje Onderscheid onderhoud en verbeteringen.

Herwaarderingsreserve Jaarlijks wordt op balansdatum de marktwaarde van onroerende zaken in exploitatie opnieuw bepaald. Winsten of verliezen ontstaan door een wijziging in de marktwaarde worden verantwoord in de winst-en-verliesrekening. Voor het positieve verschil tussen de marktwaarde van het waarderingscomplex en de initiële verkrijgings- of vervaardigingsprijs, zonder rekening te houden met enige afschrijving of waardevermindering, wordt een herwaarderingsreserve gevormd. De herwaarderingsreserve in de balans als onderdeel van het eigen vermogen geeft aan dat een deel van het eigen vermogen op het waarderingsmoment nog niet gerealiseerd is.

Afschrijvingen Op de onroerende zaken in exploitatie gewaardeerd op marktwaarde wordt niet afgeschreven.

Buitengebruikstelling als gevolg van sloop Indien op het waarderingscomplex of een deel daarvan, op de waardepeildatum 31 december 2024 een ook voor een derde, onherroepelijke verplichting tot sloop van toepassing is, wordt hier bij de waardering rekening mee gehouden. De sloopkosten worden in het jaar van uitgave ten laste van het resultaat gebracht.

Beleidswaarde De beleidswaarde betreft de actuele waarde van het vastgoedbezit in exploitatie, gebaseerd op een sociale disconteringsvoet en voortdurende exploitatie volgens het huidige beleid van Stichting WoonFriesland. De bepaling van de beleidswaarde betreft een schatting die derhalve schattingsonzekerheden in zich heeft.

De beleidswaarde van bedrijfsmatig, maatschappelijk en zorg onroerend goed alsmede van parkeergelegenheden wordt gelijkgesteld aan de marktwaarde in verhuurde staat.

Voor woongelegenheden wordt de beleidswaarde bepaald op basis van een contante waarde van de verwachte toekomstige kasstromen gebaseerd op voortdurende exploitatie De waardering vindt op complexniveau plaats overeenkomstig de methodiek die is opgenomen in Bijlage 2 van de Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting 2025 ('Handboek modelmatig waarderen marktwaarde 2024'). De basiskenmerken van de methodiek zijn als volgt:

  1. De aannames aangaande de geprognosticeerde kasstromen zijn gebaseerd op de contractuele verplichtingen van de toegelaten instelling die rusten op het vastgoed.
  2. Het rekenmodel maakt gebruik van een Netto Contante Waardeberekening (NCW), ook wel Discounted Cash Flow (DCF) genaamd, gebaseerd op een exploitatieperiode van zestig jaar. Dit betekent dat de inkomsten en uitgaven en over deze termijn worden geschat en dat deze aan de hand van een disconteringsvoet contant worden gemaakt naar balansdatum.
  3. Er is sprake van een landelijk vastgestelde disconteringsvoet voor DAEB- en niet-DAEB bezit.
  4. In de beleidswaarde wordt uitgegaan van voortdurende exploitatie (een door exploiteer-scenario), derhalve wordt geen rekening gehouden met bijvoorbeeld voorgenomen verkopen of sloop van vastgoed in exploitatie.
  5. De (huur)opbrengsten worden geschat op basis van de intern bepaalde streefhuur vanaf het ingeschatte moment van (huurders)mutatie, rekening houdend met de geldende wettelijke kaders.
  6. Inrekening van toekomstige onderhoudslasten voor instandhoudingsonderhoud en mutatie onderhoud is gebaseerd op de eigen onderhoudsbegroting, waarbij geldt dat:
    • de onderhoudsbegroting is gebaseerd op de onderhoudscyclus van het object op basis van instandhouding, voortvloeiend uit de door Stichting WoonFriesland vastgestelde meerjarenonderhoudsbegroting. Voor zover ingrijpende verbouwingen niet in deze meerjarenonderhoudsbegroting zijn opgenomen, worden hiermee samenhangende geschatte uitgaven eveneens tot het onderhoud gerekend.
    • de verplichting tot het verduurzamen van woningen met een E,F of G label is ingerekend conform de tabel in paragraaf 9.2.4.3 van het handboek modelmatig waarderen marktwaarde 2024.
  7. Inrekening van toekomstige verhuur- en beheerslasten op basis van een gemiddelde norm welke is gebaseerd op een inschatting van het langjarige kostenniveau. Hieronder worden verstaan de directe en indirecte kosten die rechtstreeks zijn te relateren aan de verhuur- en beheer- activiteiten van de corporatie en zoals deze worden opgenomen onder het hoofd 'lasten verhuur en beheeractiviteiten' en 'Overige directe operationele lasten exploitatiebezit' in de resultatenrekening.

Stichting WoonFriesland heeft bij de bepaling van de beleidswaarde uitgangspunten vastgesteld. Wijzigingen van deze uitgangspunten zijn derhalve van invloed op deze waarde. De uitgangspunten zijn nader opgenomen in de toelichting op de balans.

Onroerende zaken verkocht onder voorwaarden

Voor onroerende zaken in exploitatie die in het kader van een regeling Verkoop onder Voorwaarden (VOV) door de corporatie wordt overgedragen aan derden waarbij de regeling kwalificeert als financieringstransactie, eindigt het eigen gebruik en wordt het vastgoed gerubriceerd als vastgoed verkocht onder voorwaarden. De onroerende zaken verkocht onder voorwaarden worden gewaardeerd op de getaxeerde leegwaarde onder aftrek van de contractuele korting. Een eventuele waardevermeerdering of -vermindering van de boekwaarde van de onroerende zaken op het moment van de herclassificatie wordt verantwoord in de winst-en-verliesrekening onder de post Niet-gerealiseerde waardeveranderingen vastgoedportefeuille verkocht onder voorwaarden.

Na eerste verwerking vindt waardering plaats tegen de getaxeerde leegwaarde na aftrek van de in het VOV-contract overeengekomen korting. De leegwaarde wordt jaarlijks opnieuw geschat op basis van de Woz-waarde. Waardeveranderingen worden in het resultaat verantwoord onder de post Niet-gerealiseerde waardeveranderingen vastgoedportefeuille verkocht onder voorwaarden. De regeling kwalificeert als een financieringstransactie indien niet alle belangrijke economische voor- en nadelen zijn overgedragen. Dit is in het kader van een regeling VOV doorgaans het geval indien sprake is van een terugkoopplicht dan wel een terugkooprecht tegen een significant lagere terugkoopprijs dan de verwachte reële waarde op terugkoopmoment.

Voor de in de regeling overeengekomen overdrachtswaarde heeft de corporatie een terugkoopverplichting, die jaarlijks wordt gewaardeerd op de bij overdracht ontstane terugkoopverplichting, rekening houdend met de contractvoorwaarden inzake terugkoop waaronder de deling van de jaarlijkse waardeontwikkeling van de woning in het economisch verkeer. De terugkoopverplichting wordt als verplichting op de balans opgenomen zonder rekening te houden met de tijdswaarde van geld aangezien inschatting van het tijdstip waarop terugkoop in de toekomst zal plaatsvinden, mede gelet op de onbeperkte terugkooptermijn, niet goed mogelijk is. Indien de verwachting bestaat dat de terugkoop binnen één jaar zal plaatsvinden wordt de verplichting onder de kortlopende schulden verantwoord.

De waardeveranderingen ter zake van de woningen verkocht onder voorwaarden (na herclassificatie) en die ter zake de terugkoopverplichtingen worden in het resultaat verantwoord onder de post Niet-gerealiseerde waardeveranderingen vastgoedportefeuille verkocht onder voorwaarden.

Ultimo boekjaar wordt het verschil (indien positief) tussen de dan opnieuw vastgestelde leegwaarde na aftrek van contractuele korting en de - gefixeerde - boekwaarde op moment van herclassificatie op basis van de oude grondslag verwerkt in een herwaarderingsreserve.

Vastgoed in ontwikkeling bestemd voor eigen exploitatie

Vastgoed Dit betreft lopende investeringen in nieuwe complexen (nieuwbouw). De waardering bij eerste verwerking is tegen de kostprijs. De kostprijs omvat de verkrijgings- of vervaardigingsprijs, rekening houdend met eigen ontwikkelingskosten en overige hieraan direct toerekenbare kosten.

De waardering na eerste verwerking van het vastgoed in ontwikkeling is tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs dan wel de lagere marktwaarde. De marktwaarde wordt bepaald met behulp van geprognosticeerde kasstromen op basis van aannames zoals hiervoor toegelicht onder vastgoed in exploitatie onder Waardering na eerste verwerking.

Indien gerede twijfel bestaat of de reeds bestede kosten terugverdiend kunnen worden, wordt het vastgoed tegen de lagere marktwaarde van het project in het bestaande ontwikkelingsstadium gewaardeerd en wordt het nadelig verschil in het resultaat verantwoord onder de post Overige waardeveranderingen.

In het geval per balansdatum sprake is van feitelijke dan wel juridische investeringsverplichtingen inzake Daeb en niet- Daeb vastgoed in ontwikkeling, waarbij de geschatte kostprijs van het vastgoed hoger is dan de marktwaarde, wordt het verschil eerst in mindering gebracht op de reeds bestede kosten en wordt voor het resterend bedrag een voorziening gevormd voor onrendabele investeringen en herstructureringen. De afwaardering van de bestede kosten tot nihil wordt in het resultaat verantwoord onder de post Overige waardeveranderingen.

Grondposities Ingenomen grondposities (al dan niet met opstallen) worden aangeschaft met het oog op (her)ontwikkeling van huur- en koopprojecten. De grondposities worden bij eerste verwerking gewaardeerd tegen de kostprijs en bijkomende kosten. Na eerste verwerking worden de grondposities gewaardeerd tegen de kostprijs of lagere marktwaarde, welke de huidige marktverhoudingen omtrent de verwachte woningbouwwaarde van de grond weerspiegelt. De veranderingen in de marktwaarde worden in het resultaat verantwoord onder de post Overige waardeveranderingen.

Herclassificatie van vastgoed

Herclassificatie geschiedt slechts indien sprake is van een wijziging van het gebruik of het beleid, gestaafd door:

  • Daadwerkelijke aanvang van activiteiten ten behoeve van verkoop van vastgoed die niet meer in exploitatie zijn, waarbij als verkrijgingsprijs van de onroerende zaak ten behoeve van opvolgende waardering, de marktwaarde op het moment van wijziging van het gebruik wordt genomen.
  • Verkoop onder voorwaarden van onroerende zaken in exploitatie waarbij de transactie kwalificeert als financieringstransactie. De onroerende zaken verkocht onder voorwaarden worden gewaardeerd op de getaxeerde leegwaarde onder aftrek van de korting, waarbij een eventuele waardevermeerdering of -vermindering van de boekwaarde van de onroerende zaken op het moment van de herclassificatie wordt verantwoord in de winst-enverliesrekening.
  • Terugkoop van onder voorwaarden verkochte onroerende zaken die als financieringstransactie zijn aangemerkt ten behoeve van de eigen exploitatie of verkoop:
    • bij terugkoop ten behoeve van de eigen exploitatie, vindt herclassificatie plaats van onroerende zaken verkocht onder voorwaarden naar onroerende zaken in exploitatie. De onroerende zaken in exploitatie worden gewaardeerd tegen de marktwaarde op grond van artikel 14 van de Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015. Een eventuele waardevermeerdering of -vermindering van de boekwaarde van de onroerende zaken bij terugkoop wordt verantwoord in de winst-en-verliesrekening.
    • Bij terugkoop ten behoeve van verkoop, vindt herclassificatie plaats van onroerende zaken verkocht onder voorwaarden naar voorraden. De terugkoopwaarde geldt als de waardering voor de onroerende zaken op het moment van wijziging van het gebruik.
  • Beëindiging van de exploitatie van vastgoed om nieuw vastgoed te ontwikkelen teneinde het nieuw vervaardigd actief te gaan exploiteren.

Van een toegelaten instelling wordt herclassificatie van vastgoed in exploitatie naar vastgoed in ontwikkeling bestemd voor de eigen exploitatie vereist op grond van Richtlijn 217a Alinea 212, indien sprake is van de beëindiging van de exploitatie van vastgoed om nieuw vastgoed te ontwikkelen teneinde een nieuw vervaardigd actief te gaan exploiteren.

Indien een toegelaten instelling besluit vastgoed in exploitatie te slopen en nieuw vastgoed te ontwikkelen teneinde een nieuw vervaardigd actief te gaan exploiteren, blijft de toegelaten instelling het vastgoed behandelen als vastgoed in exploitatie zolang het vastgoed nog duurzaam wordt verhuurd. Er vindt dan geen herclassificatie plaats naar vastgoed in ontwikkeling bestemd voor eigen exploitatie.

Indien een toegelaten instelling bestaand vastgoed renoveert of ingrijpend verbouwt waarbij geen ontwikkeling en vervaardiging van een nieuw actief plaatsvindt, blijft de instelling het vastgoed behandelen als vastgoed in exploitatie. Er vindt dan geen herclassificatie plaats naar vastgoed in ontwikkeling bestemd voor eigen exploitatie. In geval van herclassificatie van tegen marktwaarde gewaardeerd vastgoed in exploitatie naar vastgoed in ontwikkeling bestemd voor eigen exploitatie, is als verkrijgingsprijs van het vastgoed ten behoeve van de opvolgende waardering de marktwaarde op het moment van wijziging van het gebruik te worden genomen.

Materiële vaste activa

De onroerende en roerende zaken ten dienste van de exploitatie worden gewaardeerd tegen de kostprijs (verkrijgingsprijs of vervaardigingsprijs), minus eventuele investeringssubsidies, verminderd met de cumulatieve afschrijvingen en indien van toepassing cumulatieve bijzondere waardeverminderingen. Er zijn geen rentekosten in de, tegen de vervaardigingsprijs gewaardeerde, materiële vaste activa opgenomen.

De materiële vaste activa worden als volgt lineair afgeschreven op basis van de geschatte economische levensduur rekening houdend met de restwaarde:

  • De terreinen worden niet afgeschreven.
  • De bedrijfsgebouwen over vijftig jaar.
  • De overige materiële vaste activa over drie tot vijftien jaar.

Indien de verwachting omtrent de afschrijvingsmethode, gebruiksduur en/of restwaarde in de loop van de tijd wijzigingen ondergaat, worden zij als een schattingswijziging verantwoord.

In de kostprijs worden de kosten van groot onderhoud opgenomen, zodra deze kosten zich voordoen en aan de activeringscriteria is voldaan. De boekwaarde van het eerdere groot onderhoud wordt dan als gedesinvesteerd beschouwd en de eventuele resterende boekwaarde van het eerdere groot onderhoud wordt ineens ten laste van de winst-en-verliesrekening gebracht.

Alle overige onderhoudskosten worden direct in de winst-en-verliesrekening verwerkt.

Buitengebruik gestelde materiële vaste activa worden gewaardeerd tegen de boekwaarde dan wel de lagere opbrengstwaarde.

Een materieel vast actief wordt niet langer in de balans opgenomen na vervreemding of wanneer geen toekomstige prestatie-eenheden van het gebruik of de vervreemding worden verwacht. De bate of last die voortvloeit uit de desinvestering wordt in de winst-en-verliesrekening verwerkt.

Financiële vaste activa

Deelnemingen

Deelnemingen waarin de stichting invloed van betekenis uitoefent op het zakelijke en financiële beleid worden tegen de vermogensmutatiemethode gewaardeerd. Voor de bepaling of sprake is van invloed van betekenis worden de financiële instrumenten die potentiële stemrechten bevatten mede in aanmerking genomen.

Overeenkomstig de vermogensmutatiemethode worden de deelnemingen in de balans opgenomen tegen het aandeel van de stichting in de netto-vermogenswaarde vermeerderd met haar aandeel in de resultaten van de deelnemingen en haar aandeel in de directe mutaties in het eigen vermogen van de deelnemingen vanaf het moment van verwerving, bepaald volgens de grondslagen zoals vermeld in deze jaarrekening, verminderd met haar aandeel in de dividenduitkeringen van de deelnemingen. In de winst-en-verliesrekening wordt het aandeel van de stichting in het resultaat van de deelnemingen opgenomen. Indien en voor zover de stichting niet zonder beperking uitkering van de positieve resultaten aan haar kan bewerkstelligen, worden de resultaten in een wettelijke reserve opgenomen. Haar aandeel in de rechtstreekse vermogensvermeerderingen en -verminderingen van de deelnemingen wordt ook in de wettelijke reserve opgenomen met uitzondering van herwaarderingen van activa die in de herwaarderingsreserve worden verwerkt.

Indien de waarde van de deelneming volgens de vermogensmutatiemethode nihil is geworden, wordt deze methode niet langer toegepast en blijft de deelneming bij ongewijzigde omstandigheden op nihil gewaardeerd. Hierbij worden andere langlopende belangen in de deelneming die feitelijk worden aangemerkt als een onderdeel van de netto-investering, ook meegenomen. Indien en voor zover geheel of gedeeltelijk voor de schulden van de deelneming wordt ingestaan respectievelijk een feitelijke verplichting bestaat de deelneming tot betaling van haar schulden in staat te stellen, wordt een voorziening opgenomen. De voorziening wordt gewaardeerd tegen contante waarde.

Een vervolgens verkregen aandeel in de winst van de deelneming wordt pas weer verwerkt indien en voor zover het cumulatief niet-verwerkte aandeel in het verlies is ingelopen.

Deelnemingen waarin geen invloed van betekenis op het zakelijke en financiële beleid wordt uitgeoefend, worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs minus eventuele bijzondere waardeverminderingen. Het dividend wordt als resultaat aangemerkt en verwerkt onder de financiële baten en lasten.

Resultaten uit transacties met en tussen niet-geconsolideerde deelnemingen die tegen nettovermogenswaarde gewaardeerd worden, worden proportioneel verantwoord. Resultaten uit transacties met en tussen deelnemingen die tegen kostprijs worden gewaardeerd, worden volledig verantwoord tenzij zij in wezen niet zijn gerealiseerd.

Overige financiële vaste activa

Latente belastingvorderingen Voor de waardering en verwerking van latente belastingvorderingen wordt verwezen naar de afzonderlijke paragraaf Belastingen.

Voorraden

Overige voorraden

De voorraad wordt gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs of lagere opbrengstwaarde.

Vlottende vorderingen

De verstrekte leningen en overige vorderingen onder de vlottende activa opgenomen die geen onderdeel zijn van de handelsportefeuille, worden bij eerste verwerking opgenomen tegen de reële waarde plus transactiekosten en vervolgens gewaardeerd tegen de geamortiseerde kostprijs minus een eventuele benodigde voorziening voor oninbaarheid.

Liquide middelen

Onder liquide middelen worden verstaan kasmiddelen, de tegoeden op bankrekeningen en wissels en cheques. Liquide middelen worden gewaardeerd op basis van nominale waarde. Deposito's worden onder liquide middelen opgenomen indien zij in feite - zij het eventueel met opoffering van rentebaten- ter onmiddellijke beschikking staan. Liquide middelen die (naar verwachting) langer dan twaalf maanden niet ter beschikking staan van de stichting, worden als financiële vaste activa gerubriceerd.

Bijzondere waardeverminderingen van financiële activa

WoonFriesland beoordeelt op elke balansdatum of een financieel actief of een groep van financiële activa bijzondere waardevermindering heeft ondergaan. Voor alle categorieën financiële activa die tegen (geamortiseerde) kostprijs worden gewaardeerd, wordt bij aanwezigheid van objectieve aanwijzingen voor bijzondere waardeverminderingen, de omvang van het verlies uit hoofde van de bijzondere waardevermindering bepaald en in de winst-en-verliesrekening verwerkt.

Bij financiële activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs wordt de omvang van het verlies bepaald als het verschil tussen de boekwaarde van het actief en de best mogelijke schatting van de toekomstige kasstromen, contant gemaakt tegen de effectieve rentevoet van het financiële actief zoals die is bepaald bij de eerste verwerking van het instrument. Een voorheen opgenomen waarderingsverlies wordt teruggenomen, indien de afname van de waardevermindering verband houdt met een objectieve gebeurtenis na afboeking, tot maximaal het bedrag dat benodigd is om het actief te waarderen op de geamortiseerde kostprijs ten tijde van de terugname als geen sprake zou zijn geweest van een bijzondere waardevermindering. Het teruggenomen verlies dient in de winst-en-verliesrekening te worden verwerkt.

De boekwaarde van de vorderingen wordt verlaagd met gebruikmaking van een voorziening wegens oninbaarheid.

Classificatie eigen vermogen en vreemd vermogen

In de jaarrekening wordt een financieel instrument geclassificeerd overeenkomstig de juridische realiteit. Rente, baten en lasten met betrekking tot een (deel van een) financieel instrument worden in de jaarrekening opgenomen afhankelijk van de classificatie van het financieel instrument als financiële verplichting respectievelijk als eigen-vermogensinstrument.

Herwaarderingsreserve

Voor het positieve verschil tussen de marktwaarde van het waarderingscomplex en de initiële verkrijgings- of vervaardigingsprijs, zonder rekening te houden met enige afschrijving of waardevermindering en voor aftrek van de eventuele onrendabele top, wordt een herwaarderingsreserve gevormd.

Voorzieningen

Een voorziening wordt gevormd indien de stichting op balansdatum een in rechte afdwingbare of feitelijke verplichting heeft waarvan het waarschijnlijk is dat voor de afwikkeling een uitstroom van middelen noodzakelijk is en waarvan de omvang betrouwbaar is te schatten.

De omvang van de voorziening wordt bepaald door de beste schatting van de bedragen die noodzakelijk zijn om de desbetreffende verplichtingen en verliezen per balansdatum af te wikkelen. Tenzij anders vermeld, worden voorzieningen gewaardeerd tegen contante waarde.

Indien het waarschijnlijk is dat voor uitgaven die noodzakelijk zijn om een voorziening af te wikkelen een vergoeding van een derde zal worden ontvangen, wordt deze vergoeding gepresenteerd als een afzonderlijk actief.

Voorziening onrendabele investeringen en herstructureringen

In het geval per balansdatum sprake is van feitelijke dan wel juridische investeringsverplichtingen inzake sociaal en commercieel vastgoed in ontwikkeling, waarbij de geschatte kostprijs van het vastgoed hoger is dan de aan deze investeringsverplichtingen toe te rekenen marktwaarde per balansdatum op basis van het Handboek modelmatig waarderen marktwaarde, wordt het verschil eerst in mindering gebracht op de reeds bestede kosten en wordt voor het resterend bedrag een voorziening gevormd voor onrendabele investeringen en herstructureringen. De afwaardering van de bestede kosten tot nihil en de vorming van de voorziening wordt in het resultaat verantwoord onder de post Overige waardeveranderingen.

Latente belastingen

Voor de waardering en verwerking van de voorziening latente belastingen wordt verwezen naar de afzonderlijke paragraaf Belastingen.

Overige voorzieningen

De overige voorzieningen zijn gevormd voor jubileumuitkeringen aan personeel en voor V & E-meters. De voorziening voor jubileumuitkeringen aan personeel is gevormd voor in de toekomst uit te betalen jubileumuitkeringen aan personeel op grond van CAO-bepalingen uitgaande van het personeelsbestand ultimo boekjaar. Bij de bepaling van de omvang van de voorziening is rekening gehouden met verwachte salarisstijgingen, een geschatte blijfkans en leeftijd. Van de blijfkans is een staffel gemaakt met een minimum van 40%. De voorziening is tegen de contante waarde opgenomen uitgaande van een disconteringsvoet van 3%.

Voor de nog niet bestede V-meters is een voorziening opgenomen. Bewoners hebben eenmalig E-meters gekregen afhankelijk van de leeftijd van de huurwoning te besteden aan energiebesparende maatregelen. Er is een voorziening opgenomen voor de nog niet bestede E-meters. De voorziening voor V & E-meters is gewaardeerd tegen contante waarde.

Langlopende schulden

Bij de eerste opname van langlopende schulden worden deze opgenomen tegen reële waarde. In geval dat de vervolgwaardering niet tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening plaatsvindt, wordt bij de eerste waardering de reële waarde verminderd met de direct daaraan toe te rekenen transactiekosten.

De langlopende schulden worden na de eerste waardering gewaardeerd tegen de geamortiseerde kostprijs volgens de effectieve-rentemethode. Winst of verlies worden in de winst-en-verliesrekening opgenomen zodra de verplichtingen niet langer op de balans worden opgenomen, alsmede via het amortisatieproces.

De aflossingsverplichting voor het komend jaar is opgenomen onder de kortlopende schulden.

Voor de waarderingsgrondslag inzake terugkoopverplichtingen uit hoofde van onroerende zaken in exploitatie die in het kader van een regeling Verkoop onder Voorwaarden (VOV) door de corporatie zijn overgedragen aan derden, wordt verwezen naar paragraaf "Vastgoed verkocht onder voorwaarden" van dit hoofdstuk.

Kortlopende schulden

Bij de eerste opname van kortlopende schulden worden deze opgenomen tegen reële waarde. In geval dat de vervolgwaardering niet tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening plaatsvindt, wordt bij de eerste waardering de reële waarde verminderd met de direct daaraan toe te rekenen transactiekosten.

Financiële verplichtingen behoren tot de handelsportefeuille, indien deze zijn verworven of aangegaan met het doel deze verplichtingen op korte termijn te verkopen. Deze categorie wordt na de eerste waardering gewaardeerd tegen reële waarde zonder aftrek van eventuele transactiekosten bij vervreemding. Baten of lasten die voortvloeien uit veranderingen in de reële waarde worden verwerkt in de winst-en-verliesrekening.

De overige kortlopende schulden worden na de eerste waardering gewaardeerd tegen de geamortiseerde kostprijs volgens de effectieve-rentemethode. Winst of verlies worden in de winst-en-verliesrekening opgenomen zodra de verplichtingen niet langer op de balans worden opgenomen, alsmede via het amortisatieproces.

Geamortiseerde kostprijs

De geamortiseerde kostprijs is het bedrag waarvoor een financieel actief of financiële verplichting bij de eerste verwerking in de balans wordt opgenomen, verminderd met aflossingen op de hoofdsom, vermeerderd of verminderd met de via de effectieve-rentemethode bepaalde cumulatieve amortisatie van het verschil tussen dat eerste bedrag en het aflossingsbedrag en verminderd met eventuele afboekingen (direct, dan wel door het vormen van een voorziening) wegens bijzondere waardeverminderingen of oninbaarheid.

Reële waarde van financiële instrumenten

De reële waarde van de financiële instrumenten die op actieve markten worden verhandeld per de balansdatum, wordt bepaald op basis van genoteerde beurskoersen, zonder aftrek van transactiekosten. Voor financiële instrumenten die niet op een actieve markt worden verhandeld, wordt de reële waarde bepaald met passende waarderingsmethoden. Dergelijke methoden zijn onder meer:

  • Het gebruikmaken van recente markttransacties tussen onafhankelijke partijen;
  • Het gebruikmaken van de actuele reële waarde van een ander instrument dat nagenoeg hetzelfde is;
  • Analyse op basis van contant gemaakte kasstromen of andere waarderingsmodellen.

Een overzicht van de reële waarden van de financiële instrumenten wordt verschaft in de toelichting op de financiële instrumenten.

Derivaten en hedge accounting

WoonFriesland maakt gebruik van afgeleide financiële instrumenten zoals renteswaps ter afdekking van de gelopen risico's betreffende de renteschommelingen.

WoonFriesland scheidt een in een contract besloten derivaat (embedded derivative) af van het basiscontract, indien aan onderstaande voorwaarden is voldaan:

  • Er bestaat geen nauw verband tussen de economische kenmerken en risico's van het in het contract besloten derivaat en de economische kenmerken en risico's van het basiscontract;
  • Een afzonderlijk instrument met dezelfde voorwaarden als het in het contract besloten derivaat zou voldoen aan de definitie van een derivaat; en
  • Het samengestelde instrument wordt niet tegen reële waarde gewaardeerd met verwerking van de reëel waardeveranderingen in het resultaat.

Het afgescheiden derivaat wordt gewaardeerd in overeenstemming met onderstaande grondslagen.

Op het moment van de eerste verantwoording rubriceert de stichting de derivaten onder de reikwijdte van RJ 290 op portefeuillebasis in de onderstaande subcategorie:

Derivaten met toepassing van kostprijshedge accounting

WoonFriesland past hedge accounting toe op basis van generieke documentatie.

WoonFriesland documenteert het volgende:

  • De algemene hedge strategie, hoe de hedge relaties passen in de doelstellingen van risicobeheer en de verwachting aangaande de effectiviteit van deze hedge relaties;
  • De in het soort hedge relatie betrokken hedge instrumenten en afgedekte posities.

De afdekkingen die aan deze strikte voorwaarden voor hedge accounting voldoen, worden als volgt verantwoord.

De waardering van het derivaat is afhankelijk van de afgedekte post en is als volgt:

  • Indien de afgedekte post tegen kostprijs in de balans wordt verwerkt, dan wordt ook het derivaat tegen kostprijs gewaardeerd.
  • Zolang de afgedekte post in de kostprijshedge nog niet in de balans is verwerkt, wordt ook het hedge instrument niet geherwaardeerd.

De resultaatbepaling is als volgt:

  • Op elke balansdatum wordt bepaald of sprake is of is geweest van ineffectiviteit.
  • Indien de kritische kenmerken van het hedge instrument en van de afgedekte positie niet aan elkaar gelijk zijn of zijn geweest, is dit een indicatie dat de kostprijshedge een ineffectief deel bevat.
  • Het eventuele ineffectieve deel wordt bepaald door middel van de dollar offset methode.
  • Indien en voor zover de ineffectiviteit per balansdatum op cumulatieve basis in een verlies resulteert, wordt de ineffectiviteit verwerkt in de winst-en-verliesrekening.
  • Indien de afgedekte positie van een verwachte toekomstige transactie leidt tot een financieel actief of een financiële verplichting, dan worden de daarmee verbonden nog niet in het resultaat verwerkte winsten of verliezen in dezelfde periode(n) in de winst en verliesrekening verantwoord als waarin het verkregen actief of de aangegane verplichting van invloed is op het resultaat. Indien wordt verwacht dat een (deel van een) verlies dat nog niet in de winst-en­verliesrekening is verwerkt, in de toekomst niet met een tegengestelde winst uit de afgedekte positie wordt gecompenseerd, dan wordt dit verlies direct in de winst-en-verliesrekening opgenomen.

Kostprijshedge accounting wordt beëindigd indien:

  • Het hedge instrument afloopt, wordt verkocht, beëindigd of uitgeoefend. Het cumulatieve gerealiseerde resultaat op het hedge instrument dat nog niet in de winst-en-verliesrekening was verwerkt toen er sprake was van een effectieve hedge, wordt afzonderlijk in de overlopende posten in de balans verwerkt tot de afgedekte transactie plaatsvindt.
  • De hedge relatie niet meer voldoet aan de criteria voor hedge accounting. Indien de afgedekte positie een in de toekomst verwachte transactie betreft, vindt de verwerking van de hedge resultaten als volgt plaats:
    • Indien de verwachte transactie naar verwachting nog plaatsvindt, wordt hedge accounting vanaf dat moment stopgezet. Het hiermee samenhangende cumulatieve resultaat op het hedge instrument dat in de periode waarin de hedge effectief was buiten de winst-en-verliesrekening of off-balance was gehouden, blijft (afhankelijk van de situatie) off-balance of op de balans;
    • Indien de verwachte transactie naar verwachting niet meer plaatsvindt wordt het hiermee samenhangende cumulatieve resultaat op het hedge instrument dat in de periode waarin de hedge effectief was buiten de winst-en­verliesrekening of off-balance was gehouden, naar de winst-en-verliesrekening overgebracht.

Niet langer in de balans opnemen van financiële activa en passiva

Een financieel instrument wordt niet langer in de balans opgenomen indien een transactie ertoe leidt dat alle of nagenoeg alle rechten op economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico's met betrekking tot de positie aan een derde zijn overgedragen.

Leasing

De beoordeling of een overeenkomst een lease bevat, vindt plaats op grond van de economische realiteit op het tijdstip van het aangaan van het contract. Het contract wordt aangemerkt als een leaseovereenkomst als de nakoming van de overeenkomst afhankelijk is van het gebruik van een specifiek actief of de overeenkomst het recht van het gebruik van een specifiek actief omvat.

WoonFriesland als lessee

In geval van financiële leasing (waarbij de voor- en nadelen verbonden aan de eigendom van het lease-object geheel of nagenoeg geheel door de lessee worden gedragen) worden het lease-object en de daarmee samenhangende schuld bij het aangaan van de overeenkomst in de balans verwerkt tegen de reële waarde van het lease-object op het moment van het aangaan van de leaseovereenkomst of, indien dit lager is, tegen de contante waarde van de minimale leasebetalingen. De initiële directe kosten van de lessee worden opgenomen in de eerste verwerking van het actief. De leasebetalingen worden gesplitst in rentelasten en aflossing van de uitstaande verplichting, waarmee een constante rentevoet wordt bereikt over de resterende netto-verplichting.

Het geactiveerde leaseobject wordt afgeschreven over de kortste termijn van de leaseperiode of de gebruiksduur van het object, in geval er geen redelijke zekerheid is dat de lessee aan het einde van de leaseperiode eigenaar wordt.

In geval van operationele leasing worden de leasebetalingen lineair over de leaseperiode ten laste van de winst-en­verliesrekening gebracht.

Grondslagen voor de bepaling van het resultaat

Algemeen

Baten worden toegerekend aan het jaar waarop ze betrekking hebben voor zover deze gerealiseerd zijn. De kosten worden bepaald met inachtneming van de hiervoor vermelde grondslagen voor waardering en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben. (Voorzienbare) verplichtingen en mogelijke verliezen die hun oorsprong vinden voor het einde van het boekjaar worden in acht genomen indien zij voor het opmaken van de jaarrekening bekend zijn geworden en overigens wordt voldaan aan de voorwaarden voor het opnemen van voorzieningen.

De winst-en-verliesrekening wordt zoals voorgeschreven in de Woningwet, gepresenteerd op basis van de functionele indeling.

Prestatieverplichtingen

Opbrengsten worden verwerkt per afzonderlijke prestatieverplichting. De aard van de belangrijke prestatieverplichtingen en de methode van toerekening van opbrengsten aan verslagperioden waaronder de wijze van vastlegging van de mate van voltooiing van opdrachten tot dienstverlening is hieronder beschreven voor iedere categorie.

Huuropbrengsten

Opbrengsten uit de levering van (huur)diensten worden verantwoord naar rato van de geleverde prestaties. De huuropbrengsten zijn het resultaat van het gevoerde huurprijsbeleid van de WoonFriesland, rekening houdend met de door het Rijk bepaalde kaders (zoals maximale huurverhoging, maximaal redelijke huur en maximale huursomstijging) en onder aftrek van huurderving wegens leegstand en oninbaarheid.

Opbrengsten en lasten servicecontracten

De opbrengsten servicecontracten betreffen vergoedingen van huurders boven de netto huurprijs voor leveringen en diensten (zoals energie, water, huismeesters, schoonmaakkosten, glasverzekering). De opbrengsten worden verminderd met derving wegens oninbaarheid. De kosten van de leveringen en diensten worden verantwoord onder de lasten servicecontracten.

Bedrijfslasten

Lasten verhuur en beheeractiviteiten

Hier worden zowel de directe lasten voor de verhuur en beheeractiviteiten als de indirecte lasten via de kostenverdeelstaat verantwoord, waaronder toegerekende lasten voor personeel en afschrijvingen.

Personeel

Lonen, salarissen en sociale lasten worden op grond van de arbeidsvoorwaarden verwerkt in de winst en-verliesrekening voor zover ze verschuldigd zijn aan werknemers respectievelijk de belastingautoriteit.

De stichting neemt een verplichting op als de stichting zich aantoonbaar onvoorwaardelijk heeft verbonden om een ontslag- of transitievergoeding te betalen. Als het ontslag onderdeel is van een reorganisatie neemt de stichting de kosten van een ontslag- of transitievergoeding op in een reorganisatievoorziening.

Afschrijvingen (im)materiële vaste activa ten dienste van exploitatie

De afschrijvingen (im)materiële vaste activa ten dienste van exploitatie worden gebaseerd op de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. Afschrijvingen vinden plaats volgens de lineaire methode op basis van de geschatte economische levensduur. Afschrijving van het actief vindt plaats tot de restwaarde is bereikt. De afschrijvingen worden aan de verschillende activiteiten toegerekend.

Lasten onderhoudsactiviteiten

De werkelijke onderhoudskosten voor dagelijks- en mutatieonderhoud en planmatig onderhoud worden ten laste van de exploitatie gebracht. Het dagelijks- en mutatieonderhoud wordt onderscheiden in de kosten van derden en de kosten van eigen dienst. Met ingang van boekjaar 2020 verwerkt Woonfriesland "Uitgaven na eerste verwerking van vastgoed in exploitatie" in overeenstemming met het op 30 september 2019 gewijzigde artikel 14a van de Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015. Zie toelichting en grondslagen bij rubriek Vastgoed in exploitatie.

Onder deze post worden alle direct aan het verslagjaar toe te rekenen kosten van onderhoud verantwoord. Van toerekenbaarheid is sprake als de daadwerkelijke werkzaamheden in het verslagjaar hebben plaatsgevonden. Reeds aangegane verplichtingen waarvan de werkzaamheden nog niet zijn uitgevoerd op balansdatum worden verwerkt onder de niet in de balans opgenomen verplichtingen.

Overige directe operationele lasten exploitatie bezit

Hieronder worden verantwoord de overheidsheffingen, de kosten gerelateerd aan het niet kunnen incasseren van vorderingen op huurders anders dan huur en andere exploitatiekosten die niet tot een meer specifieke kostensoort behoren. WoonFriesland verwerkt de overheidsheffingen zoals onroerendezaakbelasting op het moment dat aan alle voorwaarden voor de overheidsheffing is voldaan.

Lasten verkocht vastgoed in ontwikkeling en toegerekende organisatie- en financieringskosten

De lasten van het verkochte vastgoed in ontwikkeling inclusief de toegerekende organisatiekosten vanuit de kostenverdeelstaat en rente in het kader van financiering worden hieronder verantwoord.

Netto gerealiseerd resultaat verkoop vastgoedportefeuille

De post Netto gerealiseerd resultaat verkoop vastgoedportefeuille betreft het saldo van de behaalde verkoopopbrengst minus de toerekenbare verkoop- en organisatiekosten en de geactiveerde waarde met betrekking tot het vastgoed.

Opbrengst uit verkoop van vastgoed wordt in de winst-en-verliesrekening verwerkt als alle belangrijke rechten op economische voordelen alsmede alle belangrijke risico's met betrekking tot de activa zijn overgedragen aan de koper, het bedrag van de opbrengst op betrouwbare wijze kan worden bepaald en ontvangst van de opbrengst waarschijnlijk is. Op basis van deze criteria wordt onder deze post de verkoopopbrengst van vastgoed in exploitatie onder aftrek van verkoopkosten en de boekwaarde verantwoord. De boekwaarde is op basis van de marktwaarde. Daarnaast wordt onder deze post verantwoord de opbrengstwaarde van verkocht vastgoed bestemd voor de verkoop (koopwoningen voor derden) onder aftrek van de gemaakte direct toerekenbare verkoopkosten en de vervaardigingsprijs en daaraan toegerekende directe kosten, dan wel de lagere opbrengstwaarde. Verder wordt hieronder verantwoord de verkoopopbrengst van onder VOV teruggekochte en vervolgens zonder voorwaarden doorverkochte woningen onder aftrek van de boekwaarde. De boekwaarde is de marktwaarde op terugkoopmoment onder aftrek van de contractuele korting.

Gerealiseerde verkoopresultaten worden verantwoord op het moment van levering (passeren transportakte). Eventuele verliezen op koopprojecten worden verantwoord zodra deze voorzienbaar zijn.

Woningen verkocht onder voorwaarden worden niet in het resultaat verantwoord in het geval de belangrijkste economische voor- en nadelen niet zijn overgedragen aan de koper. Dergelijke transacties worden verantwoord als financieringstransactie. Verwezen wordt naar de post Vastgoed verkocht onder voorwaarden in de grondslagen van balanswaardering.

Waardeveranderingen vastgoedportefeuille

Hieronder zijn begrepen de overige waardeveranderingen en de waardeveranderingen met betrekking tot de vastgoedportefeuille bestaande uit vastgoed in exploitatie, vastgoed in ontwikkeling, vastgoed verkocht onder voorwaarden en vastgoed bestemd voor verkoop. Dit bevat ook waardeverminderingen die zijn ontstaan door nieuw aangegane juridische en feitelijke verplichtingen met betrekking tot investeringen in nieuwbouw en woningverbetering. Niet-gerealiseerde waardeveranderingen vastgoedportefeuille betreffen winsten of mogelijke verliezen, die ontstaan door een wijziging in de waarde van het vastgoed bestemd voor verkoop in het verslagjaar. Ook kunnen waardeveranderingen het gevolg zijn van aangepaste inschattingen van de totaal geprognosticeerde stichtingskosten en/of de marktwaarde (stijging) van het te ontwikkelen of te verbeteren vastgoed.

Netto resultaat overige activiteiten

Hieraan zijn de opbrengsten en kosten van een Warmte- en Koudopslaginstallatie (WKO), beheer voor derden en VvEbeheer als ook opbrengsten zendmasten en erfpachtopbrengsten toegerekend.

Overige organisatiekosten

De opbrengsten en kosten die niet toerekenbaar zijn (ook niet na toerekening van indirecte kosten), worden opgenomen onder Overige organisatiekosten. Voorbeelden hiervan zijn (een deel van) de (salaris)kosten van het management en de raad van commissarissen.

Bij ontvangen steun in de vorm van een bijdrage wordt beoordeeld of op basis van de economische realiteit sprake is van een volkshuisvestelijke bijdrage. Volkshuisvestelijke bijdragen worden verantwoord onder de overige organisatiekosten.

Leefbaarheid

Onder deze post zijn leefbaarheidsuitgaven inzake sociale activiteiten en fysieke activiteiten opgenomen. De uitgaven inzake sociale activiteiten omvatten wijkgebonden uitgaven voor ondersteuning van bewonersinitiatieven, gebiedsgericht personeel (zoals leefbaarheidscoördinator, wijkbeheerder, huismeester), leefbaarheidsonderzoeken en uitgaven voor activiteiten zoals welkomstbijeenkomsten nieuwe bewoners, bestrijding woonoverlast, buurtbemiddeling, opvang van dak- en thuislozen, schuldsaneringen, tweede kansbeleid et cetera.

De uitgaven inzake fysieke activiteiten omvatten wijkgebonden uitgaven voor buurtcentra, bijzondere gebouwen (zoals wijksteunpunten, buurtposten, HOED), onderhoud groenvoorziening, speeltoestellen, beveiliging openbare ruimte, cameratoezicht, schoonmaakacties et cetera en uitgaven voor activiteiten zoals inbraakbeveiliging, brandpreventie, verlichting achterpad, afsluiting portieken et cetera.

Rentebaten en rentelasten

Rentebaten worden tijdsevenredig in de winst-en-verliesrekening verwerkt rekening houdend met de effectieve rentevoet van de desbetreffende actiefpost, indien hun bedrag bepaalbaar is en hun ontvangst waarschijnlijk. Rentelasten worden toegerekend aan de opeenvolgende verslagperioden naar rato van de resterende hoofdsom. (Dis)agio en aflossingspremies worden als rentelast aan de opeenvolgende verslagperioden toegerekend zodanig dat tezamen met de over de lening verschuldigde rentevergoeding de effectieve rente in de winst-en-verliesrekening wordt verwerkt en in de balans de amortisatiewaarde van de schuld. Periodieke rentelasten en soortgelijke lasten komen ten laste van het jaar waarover zij verschuldigd worden.

Belastingen over de winst of het verlies

Acute belasting

De belastingen over de winst of het verlies worden berekend op basis van het verantwoorde resultaat uitgaande van het geldende belastingtarief, rekening houdend met fiscaal vrijgestelde posten en geheel of gedeeltelijk niet-aftrekbare kosten.

De belastingvorderingen en -verplichtingen worden gesaldeerd indien is voldaan aan de algemene voorwaarden voor saldering.

Latente belastingen

Voor alle belastbare tijdelijke verschillen tussen de commerciële en fiscale balanswaardering, wordt een latente belastingverplichting opgenomen. Voor alle verrekenbare tijdelijke verschillen tussen de commerciële en fiscale balanswaardering en voor beschikbare voorwaartse verliescompensatie wordt een latente belastingvordering opgenomen voor zover het waarschijnlijk is dat er fiscale winst beschikbaar zal zijn voor verrekening. De latente langlopende en kortlopende belastingvorderingen worden opgenomen onder de financiële vaste activa respectievelijk vorderingen onder de vlottende activa. Latente belastingverplichtingen worden opgenomen onder de voorzieningen.

De waardering van latente belastingverplichtingen en -vorderingen wordt gebaseerd op de fiscale gevolgen van de door WoonFriesland, per balansdatum, voorgenomen wijze van realisatie of afwikkeling van activa, voorzieningen, schulden of overlopende passiva. Het belastingtarief en de fiscale wetgeving gehanteerd om het bedrag te bepalen, zijn vastgesteld dan wel er is materieel toe besloten op balansdatum. Hierbij wordt uitgegaan van het geldende belastingtarief. De latente belastingverplichtingen en vorderingen worden gewaardeerd tegen contante waarde. Voor de berekening van de contante waarde heeft de discontering plaats gevonden op basis van de netto rente en is rekening gehouden met de levensduur van de activa en passiva waarop de latenties betrekking hebben. De rentebate of -last voortkomend uit de afwikkeling van de contante waarde is opgenomen in de belastingkosten (en is geen onderdeel van de financiele baten en lasten).

Aandeel in resultaat van deelnemingen

Het aandeel in resultaat van deelnemingen gewaardeerd op nettovermogenswaarde is het resultaat van de deelnemingen bepaald op de waarderingsgrondslagen van WoonFriesland. Het resultaat op deelnemingen gewaardeerd tegen de kostprijs is bepaald op basis van de ontvangen dividenden.

Toerekening baten en lasten

Om tot de functionele indeling van de winst-en-verliesrekening te komen wordt gebruik gemaakt van een kostenverdeelstaat. Hierbij worden de personeelslasten verdeeld op basis van de werkelijke activiteiten van de werknemers. De overige bedrijfskosten worden verdeeld door een verdeelsleutel te hanteren.

Grondslagen voor de opstelling van het kasstroomoverzicht

Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode.

De geldmiddelen in het kasstroomoverzicht bestaan uit de liquide middelen waaronder direct opeisbare deposito’s en de op korte termijn zeer liquide vlottende activa. De op korte termijn zeer liquide activa kunnen worden beschouwd als zijn beleggingen die zonder beperkingen en zonder materieel risico van waardeverminderingen als gevolg van de transactie kunnen worden omgezet in geldmiddelen.

Ontvangsten en uitgaven uit hoofde van interest waaronder het interestbestanddeel van betalingen van financiële leasetermijnen, ontvangen dividenden en winstbelastingen zijn opgenomen onder de kasstroom uit operationele activiteiten.

Transacties waarbij geen ruil van kasmiddelen plaatsvindt, waaronder financiële leasing, zijn niet in het kasstroomoverzicht opgenomen. De betaling van de leasetermijnen uit hoofde van het financiële leasecontract zijn voor het gedeelte dat betrekking heeft op de aflossing als een uitgave uit financieringsactiviteiten aangemerkt en voor het gedeelte dat betrekking heeft op de interest als een uitgave uit operationele activiteiten. De ontvangst uit hoofde van een sale and financial leaseback-transactie wordt gepresenteerd als een ontvangst uit hoofde van financieringsactiviteiten.

8. Toelichting op de balans per 31 december 2024

Activa

Vaste Activa

1. Vastgoedbeleggingen

Alle bedragen x €1.000,-

DAEB vastgoed in exploitatie en niet-DAEB vastgoed in exploitatie

VASTGOED IN EXPLOITATIE DAEB NIET-DAEB
  2024 2023 2024 2023
Boekwaarde per 1 januari
Aanschaffingswaarde per 1 januari 1.308.837 1.245.944 14.040 14.097
Cumulatieve herwaardering 1.268.854 1.391.003 9.118 11.370
Boekwaarde per 1 januari 2.577.691 2.636.947 23.158 25.467
Mutaties
Opleveringen vanuit activa in ontwikkeling 45.360 28.716 0 0
Aankopen 240 9.581 621 632
Latere uitgaven 32.184 14.049 108 36
Desinvesteringen - verkoop -230 -98 0 26
Desinvesteringen - sloop -5.006 -525 -140 -99
Herwaarderingen 231.294 -111.605 1.501 -2.278
Herclassificatie DAEB/Niet-DAEB in exploitatie 1.621 626 -1.621 -626
Totaal mutaties 2024 305.463 -59.256 469 -2.309
Boekwaarde per 31 december
Aanschaffingswaarde 1.401.086 1.308.837 11.990 14.040
Cumulatieve herwaarderingen 1.482.068 1.268.854 11.637 9.118
2.883.154 2.577.691 23.627 23.158

In de 'Latere uitgave' is een bedrag van € 22.347 dzd. opgenomen in verband met de overname van zonnepanelen.

Uitgangspunten marktwaarde

De onderverdeling van het totale vastgoed in exploitatie (DAEB en niet-DAEB) naar vastgoedtype is als volgt:

  2024 2023 Waarderings-variant
Eengezinswoningen 1.598.049 1.419.272 full
Meergezinswoningen 1.251.451 1.127.772 full
Studenteneenheden 17.406 14.278 full
Bedrijfsmatig onroerend goed 2.517 3.659 full
Maatschappelijk onroerend goed 3.807 3.011 full
Zorgvastgoed (intramuraal) 22.651 22.569 full
Parkeervoorzieningen 10.900 10.288 full
Totaal 2.906.781 2.600.849

In 2024 is de marktwaarde van het bezit met ca.€ 306 miljoen gestegen van € 2,60 miljard naar € 2,91 miljard. Dit betreft een forse stijging, waarbij de percentuele stijging 11,8% is.

Nadat vorig jaar nog sprake was van een dalende marktwaarde, zien we in 2024 een forste stijging van de marktwaarde. Dit is te verklaren door de krapte op de huizenmarkt zowel voor koop als huur waardoor leegwaardes en markthuren fors zijn toegenomen in 2024.

Bij het bepalen van de marktwaarde in verhuurde staat is gebruik gemaakt van meerdere macro economische parameters en of schattingen (full variant). Het handboek modelmatig waarderen marktwaarde bepaalt de marktwaarde van de onroerende zaken in exploitatie op basis van de contante waarde van de geschatte toekomstige kasstromen (Discounted Cash Flow methode). De toekomstige kasstromen worden bepaald aan de hand van een doorexploitatie- en een uitpondscenario. Het scenario met de hoogte waarde na vaststelling van alle parameters is hierbij de basis voor de marktwaarde.

Bij het doorexploiteerscenario is de veronderstelling dat het volledige complex in exploitatie blijft gedurende de DCF-periode. Bij het uitpondscenario is de veronderstelling dat na mutatie tot verkoop van individuele woningen tegen leegwaarde wordt overgegaan. De berekening wordt uitgevoerd over een DCF-periode van vijftien jaar. In het doorexploiteerscenario wordt de huur bij mutatie aangepast naar de markthuur of de maximale huur, afhankelijk of de woongelegenheid bij mutatie is te liberaliseren.

  • Indien de maximale huur lager dan of gelijk is aan de huurliberalisatiegrens, dan is de nieuwe huur het minimum van de markthuur en de maximale huur volgens het woningwaarderingsstelstel.
  • Indien de maximale huur hoger is dan liberalisatiegrens, dan is de nieuwe huur de markthuur.

Om de te verwachten kasstromen in de DCF-berekening te bepalen, wordt gebruik gemaakt van de macro-economische parameters. Deze parameters zijn niet wezenlijk gewijzigt ten opzichte van voorgaand jaar. Wel zien we dat de langjarige inflatie van de loon en bouwkosten nog langere tijd hoger zal liggen. De toegenomen risicoperceptie vertaald zich in een hogere disconterinsvoet.

Parameters woongelegenheden 2024
2024 2025 2026 2027 2028 2029 e.v.
Prijsinflatie  3,60% 3,20% 2,70% 2,00% 2,00% 2,00%
Looninflatie  6,60% 4,30% 3,80% 3,80% 3,80% 2,50%
Bouwkostenstijging  6,60% 4,30% 3,80% 3,80% 3,80% 2,50%
Leegwaardestijging - COROP Noord-Friesland 6,00% 2,00% 2,00% 2,00% 2,00% 2,00%
Leegwaardestijging - COROP Zuidwest-Friesland 9,30% 2,00% 2,00% 2,00% 2,00% 2,00%
Leegwaardestijging - COROP Zuidoost-Friesland 8,70% 2,00% 2,00% 2,00% 2,00% 2,00%
Instandhoudingsonderhoud per vhe ‒ EGW  € 1.083 € 1.083 € 1.083 € 1.083 € 1.083 € 1.083
Instandhoudingsonderhoud per vhe ‒ MGW  € 1.293 € 1.293 € 1.293 € 1.293 € 1.293 € 1.293
Instandhoudingsonderhoud per vhe ‒ Studenteneenheid  € 930 € 930 € 930 € 930 € 930 € 930
Beheerkosten per vhe ‒ EGW  € 542 € 542 € 542 € 542 € 542 € 542
Beheerkosten per vhe ‒ MGW  € 532 € 532 € 532 € 532 € 532 € 532
Beheerkosten per vhe ‒ Studenteneenheid  € 502 € 502 € 502 € 502 € 502 € 502
Gemeentelijke OZB (% van de WOZ)  0,11% 0,11% 0,11% 0,11% 0,11% 0,11%
Belastingen, verzekeringen en overige zakelijke lasten (% van de WOZ)  0,07% 0,07% 0,07% 0,07% 0,07% 0,07%
Huurstijging boven prijsinflatie voorgaand jaar ‒ zelfstandige eenheden   0,00% 0,00% 0,50% 0,50% 0,50% 0,50%
Huurderving (% van de huursom)  1,00% 1,00% 1,00% 1,00% 1,00% 1,00%
Mutatiekans bij doorexploiteren  8,84% 8,84% 8,84% 8,84% 8,84% 8,84%
Mutatiekans bij uitponden  6,31% 6,31% 6,31% 6,31% 6,31% 6,31%
Verkoopkosten bij uitponden (% van de leegwaarde)  1,00% 1,00% 1,00% 1,00% 1,00% 1,00%
Disconteringsvoet:  7,80% 7,80% 7,80% 7,80% 7,80% 7,80%
Parameters woongelegenheden 2023
2023 2024 2025 2026 2027 2028 e.v.
Prijsinflatie  3,90% 3,80% 2,40% 2,00% 2,00% 2,00%
Looninflatie  5,80% 5,60% 4,10% 4,10% 4,10% 3,30%
Bouwkostenstijging  5,80% 5,60% 4,10% 4,10% 4,10% 3,30%
Leegwaardestijging - COROP Noord-Friesland 6,70% 2,00% 2,00% 2,00% 2,00% 2,00%
Leegwaardestijging - COROP Zuidwest-Friesland 5,60% 2,00% 2,00% 2,00% 2,00% 2,00%
Leegwaardestijging - COROP Zuidoost-Friesland 7,10% 2,00% 2,00% 2,00% 2,00% 2,00%
Instandhoudingsonderhoud per vhe ‒ EGW  € 1.006 € 1.006 € 1.006 € 1.006 € 1.006 € 1.006
Instandhoudingsonderhoud per vhe ‒ MGW  € 1.134 € 1.134 € 1.134 € 1.134 € 1.134 € 1.134
Instandhoudingsonderhoud per vhe ‒ Studenteneenheid  € 1.122 € 1.122 € 1.122 € 1.122 € 1.122 € 1.122
Beheerkosten per vhe ‒ EGW  € 509 € 509 € 509 € 509 € 509 € 509
Beheerkosten per vhe ‒ MGW  € 499 € 499 € 499 € 499 € 499 € 499
Beheerkosten per vhe ‒ Studenteneenheid  € 471 € 471 € 471 € 471 € 471 € 471
Gemeentelijke OZB (% van de WOZ)  0,11% 0,11% 0,11% 0,11% 0,11% 0,11%
Belastingen, verzekeringen en overige zakelijke lasten (% van de WOZ)  0,07% 0,07% 0,07% 0,07% 0,07% 0,07%
Huurstijging boven prijsinflatie voorgaand jaar ‒ zelfstandige eenheden   0,00% 0,00% 0,00% 0,50% 0,50% 0,50%
Huurderving (% van de huursom)  1,00% 1,00% 1,00% 1,00% 1,00% 1,00%
Mutatiekans bij doorexploiteren  8,96% 8,96% 8,96% 8,96% 8,96% 8,96%
Mutatiekans bij uitponden  6,57% 6,57% 6,57% 6,57% 6,57% 6,57%
Verkoopkosten bij uitponden (% van de leegwaarde)  1,00% 1,00% 1,00% 1,00% 1,00% 1,00%
Disconteringsvoet:  7,31% 7,31% 7,31% 7,31% 7,31% 7,31%
Parameters bedrijfsmatig en maatschappelijk onroerend goed 2024
2024 2025 2026 2027 2028 2029 e.v.
Instandhoudingsonderhoud per m2 bvo - BOG  € 5,80 € 5,80 € 5,80 € 5,80 € 5,80 € 5,80
Instandhoudingsonderhoud per m2 bvo – MOG  € 6,97 € 6,97 € 6,97 € 6,97 € 6,97 € 6,97
Mutatieonderhoud per m2 bvo - BOG  € 9,70 € 9,70 € 9,70 € 9,70 € 9,70 € 9,70
Mutatieonderhoud per m2 bvo - MOG  € 11,74 € 11,74 € 11,74 € 11,74 € 11,74 € 11,74
Beheerkosten % van de markthuur ‒ BOG  3,00% 3,00% 3,00% 3,00% 3,00% 3,00%
Beheerkosten % van de markthuur ‒ MOG  2,03% 2,03% 2,03% 2,03% 2,03% 2,03%
Gemeentelijke OZB (% van de WOZ)  0,36% 0,36% 0,36% 0,36% 0,36% 0,36%
Belastingen, verzekeringen en overige zakelijke lasten (% van de WOZ)  0,13% 0,13% 0,13% 0,13% 0,13% 0,13%
Disconteringsvoet:  6,18% 6,18% 6,18% 6,18% 6,18% 6,18%
Parameters bedrijfsmatig en maatschappelijk onroerend goed 2023
2023 2024 2025 2026 2027 2028 e.v.
Instandhoudingsonderhoud per m2 bvo - BOG  € 5,80 € 5,80 € 5,80 € 5,80 € 5,80 € 5,80
Instandhoudingsonderhoud per m2 bvo – MOG  € 6,98 € 6,98 € 6,98 € 6,98 € 6,98 € 6,98
Mutatieonderhoud per m2 bvo - BOG  € 9,70 € 9,70 € 9,70 € 9,70 € 9,70 € 9,70
Mutatieonderhoud per m2 bvo - MOG  € 11,77 € 11,77 € 11,77 € 11,77 € 11,77 € 11,77
Beheerkosten % van de markthuur ‒ BOG  3,00% 3,00% 3,00% 3,00% 3,00% 3,00%
Beheerkosten % van de markthuur ‒ MOG  2,02% 2,02% 2,02% 2,02% 2,02% 2,02%
Gemeentelijke OZB (% van de WOZ)  0,40% 0,40% 0,40% 0,40% 0,40% 0,40%
Belastingen, verzekeringen en overige zakelijke lasten (% van de WOZ)  0,13% 0,13% 0,13% 0,13% 0,13% 0,13%
Disconteringsvoet:  6,87% 6,87% 6,87% 6,87% 6,87% 6,87%
Parameters intramuraal zorgvastgoed 2024 
2024 2025 2026 2027 2028 2029 e.v.
Instandhoudingsonderhoud ‒ € XX per m2 bvo  € 9,30 € 9,30 € 9,30 € 9,30 € 9,30 € 9,30
Mutatieonderhoud ‒ € XX per m2 bvo  € 11,80 € 11,80 € 11,80 € 11,80 € 11,80 € 11,80
Beheerkosten  2,50% 2,50% 2,50% 2,50% 2,50% 2,50%
Gemeentelijke OZB (% van de WOZ)  0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00%
Belastingen, verzekeringen en overige zakelijke lasten (% van de WOZ)  0,35% 0,35% 0,35% 0,35% 0,35% 0,35%
Disconteringsvoet:  6,05% 6,05% 6,05% 6,05% 6,05% 6,05%
Parameters intramuraal zorgvastgoed 2023 
2023 2024 2025 2026 2027 2028 e.v.
Instandhoudingsonderhoud ‒ € XX per m2 bvo  € 9,30 € 9,30 € 9,30 € 9,30 € 9,30 € 9,30
Mutatieonderhoud ‒ € XX per m2 bvo  € 11,80 € 11,80 € 11,80 € 11,80 € 11,80 € 11,80
Beheerkosten  2,50% 2,50% 2,50% 2,50% 2,50% 2,50%
Gemeentelijke OZB (% van de WOZ)  0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00%
Belastingen, verzekeringen en overige zakelijke lasten (% van de WOZ)  0,35% 0,35% 0,35% 0,35% 0,35% 0,35%
Disconteringsvoet:  5,93% 5,93% 5,93% 5,93% 5,93% 5,93%
Parameters parkeerplaatsen 2024
2024 2025 2026 2027 2028 2029 e.v.
Instandhoudingsonderhoud ‒ parkeerplaats € 46 € 46 € 46 € 46 € 46 € 46
Instandhoudingsonderhoud ‒ garagebox  € 126 € 126 € 126 € 126 € 126 € 126
Beheerkosten - parkeerplaats € 34 € 34 € 34 € 34 € 34 € 34
Beheerkosten - garagebox € 46 € 46 € 46 € 46 € 46 € 46
Belastingen, verzekeringen en overige zakelijke lasten (% van de WOZ)  0,17% 0,17% 0,17% 0,17% 0,17% 0,17%
Disconteringsvoet:  7,15% 7,15% 7,15% 7,15% 7,15% 7,15%
Parameters parkeerplaatsen 2023
2023 2024 2025 2026 2027 2028 e.v.
Instandhoudingsonderhoud ‒ parkeerplaats € 45 € 45 € 45 € 45 € 45 € 45
Instandhoudingsonderhoud ‒ garagebox  € 118 € 118 € 118 € 118 € 118 € 118
Beheerkosten - parkeerplaats € 32 € 32 € 32 € 32 € 32 € 32
Beheerkosten - garagebox € 43 € 43 € 43 € 43 € 43 € 43
Belastingen, verzekeringen en overige zakelijke lasten (% van de WOZ)  0,17% 0,17% 0,17% 0,17% 0,17% 0,17%
Disconteringsvoet:  7,31% 7,31% 7,31% 7,31% 7,31% 7,31%

Inschakeling taxateur Jaarlijks wordt 1/3e deel van de onroerende zaken in exploitatie getaxeerd door een onafhankelijke en ter zake deskundige externe taxateur, ingeschreven bij het Nederlands Register Vastgoed Taxateurs. Dit betekent dat alle onroerende zaken in exploitatie minimaal eens per drie jaar wordt voorzien van een Full taxatie. Het taxatierapport en het taxatiedossier waarin de waardering en de daarbij gehanteerde aanpassingen ten opzichte van de basisvariant, zijn onderbouwd en vastgelegd zijn in het bezit van WoonFriesland en op aanvraag beschikbaar voor de Autoriteit woningcorporaties. WoonFriesland maakt daarbij gebruik van twee verschillende externe taxatiebureau's, namelijk Cushman & Wakefield en Dansen van der Vegt. Voor het overige 2/3e deel van de onroerende zaken in exploitatie wordt door WoonFriesland een interne taxatie uitgevoerd.

Toepassing vrijheidsgraden WoonFriesland past voor haar vastgoedbezit de full versie van het Handboek Modelmatig Waarderen Marktwaarde toe. De reikwijdte, aard en omvang van de aanpassingen zijn van toepassing op meerdere complexen, derhalve worden de gehanteerde vrijheidsgraden hierna schematisch op portefeuilleniveau toegelicht. Indien en voor zover op complexniveau is afgeweken van de vrijheidsgraden op portefeuilleniveau, dan wordt dit separaat toegelicht in de marktwaardering. WoonFriesland past de best practices toe, zoals deze in samenspraak met collega corporaties en taxateurs is vastgesteld en door ValueMetrics is uitgewerkt.

De hierna genoemde gebruikte vrijheidsgraden hebben betrekking op de mate van afwijking ten opzichte van de basisvariant, namelijk:

  • Markthuur(stijging)
  • Leegwaarde(stijging)
  • Exit yield
  • Disconteringsvoet
  • Mutatie- en verkoopkans

Schematische vrijheid Voor met name de niet-woningwaarderingen kan gebruik gemaakt worden van schematische vrijheden. Dit houdt in dat er bij de marktwaardering afwijkingen in kasstromen ingevoerd kunnen worden.

Er is gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de wederverhuurtijd na afloop van het huurcontract aan te passen. Een aantal panden staan momenteel leeg en het is niet reëel te veronderstellen dat deze binnen 6 maanden verhuurd gaan worden. Voor andere panden geldt dat deze qua locatie, gebruik of uitstraling naar verwachting een langere wederverhuurtijd hebben. In dergelijke gevallen is een reële wederverhuurtijd ingevoerd.

Markthuur(stijging) De markthuur is volgens het Handboek de (kale) huurprijs per maand van een verhuureenheid die kan worden gerealiseerd, uitgaande van optimale marketing en verhuur. Wanneer een woning in het exploitatiescenario muteert, dan stijgt de huursom automatisch naar de markthuur, tenzij deze beklemd wordt door de maximaal redelijke huur (op basis van de WWS-punten). In het uitpondscenario geldt dit eveneens voor de jaren waarin de woning wegens wettelijke verkooprestricties niet verkocht mag worden. Dit betreft de eerste zeven jaar in van het DCF-uitpondmodel. Ook is de markthuur in dit scenario relevant wanneer het vastgestelde uitpondpercentage lager is dan het mutatiepercentage (zie de paragraaf mutatiegraad). Het deel woningen dat muteert maar niet verkocht wordt, wordt verhuurd volgens de regels in het exploitatiescenario.

De markthuur bij BOG/MOG, parkeren en intramuraal vastgoed wordt in overleg met de taxateur bepaald.

De markthuur van de woningen wordt bepaald door een percentage te nemen van de leegwaarde. Dit percentage kan worden ingevoerd in Reaturn TM op ieder niveau en is onderverdeeld in een- of meergezinswoningen en in verschillende grootte- en leegwaarde klassen. De markthuurtabel is onderdeel van de generieke parameters en wordt in overleg met de externe taxateurs aan het begin van de waarderingsronde vastgesteld. Tijdens de waarderingsronde wordt per complex bepaald of de markthuur uit de tabel in lijn is met de markthuur zoals de taxateurs zien voor het specifieke complex. Indien de markt daarvoor aanleiding geeft wordt de markthuur per complex aangepast.

De markthuurstijging is gekoppeld aan de prijsinflatie zoals deze in het handboek is voorgeschreven

Exit yield Bij de marktwaarde waarderingen van de woning- en parkeercomplexen is in beperkte mate gebruik gemaakt van deze vrijheidsgraad. Zodoende blijven de rekenkundige effecten van deze aanpassingen bij de verwerking van de marktwaarde naar de beleidswaarde beperkt.

Bij de BOG/MOG waarderingen wordt gekeken naar de 'highest and best use' en wordt de alternatieve aanwendbaarheid van deze complexen doorgerekend door de taxateur. Hierbij zijn in bepaalde gevallen aanpassingen gemaakt in de Exit Yield. De taxateur kan deze aanpassingen onderbouwen op basis van marktreferenties.

Leegwaarde(stijging) De leegwaarde van een woning is volgens het Handboek de geschatte verkoopprijs op basis van de kosten koper, vrij van huur en overige lasten. In het uitpondscenario is dit de waarde waarvoor muterende woningen verkocht worden.

Voor de 1/3e Fullwaarderingen is de leegwaarde per 31 december 2024 in overleg met de externe taxateur per complex bepaald. De leegwaarde van de 2/3e interne waarderingen is per woningcomplex in lijn met de aanpassingen in het 1/3e gedeelte aangepast. Hierbij is gebruik gemaakt van de leegwaarde-indicator van ValueMetrics. Hierdoor is elke leegwaarde per complex onderbouwd met passende en recente referentietransacties. De leegwaardestijging kent regionale verschillen, waardoor er vanaf het handboek 2024 is gerekend met generieke parameters voor de leegwaardestijging per COROP-regio. De leegwaarden zijn, indien daar aanleiding voor was, tijdens de waarderingsronde in overleg met de taxateur nog nader aangepast.

Disconteringsvoet De disconteringsvoet is de marktconforme rendementseis waartegen de verwachte toekomstige inkomsten en uitgaven contant worden gemaakt.

Met de opbouw uit het Handboek van de disconteringsvoet wordt niet altijd recht gedaan aan de risico's van de specifieke complexen. Daarom is gebruik gemaakt van de vrijheidsgraad om per complex een marktconforme disconteringsvoet te bepalen. Dit betreft een verfijning van de opslagen-methodiek voor de wooncomplexen. Door het verfijnen en toevoegen van een aantal opslagen kan meer differentiatie in de disconteringsvoet worden aangebracht. De DV van de parkeercomplexen wordt in onderling overleg met de taxateurs bepaald.

Voor het BOG is een soortelijke systematiek van toepassing als voor het wonen, maar wordt op een eenvoudigere manier toegepast. De disconteringsvoet voor het BOG wordt tijdens de taxatieronde door de taxateur vastgesteld.

De opzet voor de woningcomplexen bestaat uit drie soorten opslagen: vaste, dynamische en handmatige opslagen. Vaste opslagen zijn onafhankelijk van het gehanteerde waarderingsscenario. Dynamische opslagen zijn wel afhankelijk van het gehanteerde scenario. Handmatige opslagen ten slotte zijn opslagen die geen vaste oorzaak hebben en specifiek voor een complex gelden.

Mutatie- en verkoopkans Het Handboek definieert een mutatie als "een vrijgekomen woning door een reguliere huuropzegging binnen het waarderingscomplex." De mutatiegraad wordt berekend door een aantal stappen te doorlopen. De eerste stap is het maken van een overzicht van alle werkelijke opzeggingen en verhuringen van de afgelopen 5 jaar. De uitkomst hiervan is de gemiddeld gerealiseerde mutatiegraad. Deze vormt het uitgangspunt voor de basismutatiegraad in zowel het exploitatiescenario als het uitpondscenario. De vervolgstappen hebben betrekking op onder andere aanpassingen van hoge of lage mutatiegraden, grote of kleine complexen en fluctuaties in de mutatiegraden.

In overleg met de taxateur is de mutatiekans van een complex aangepast indien de markt hiertoe aanleiding geeft.

Onderhoud Het instandhoudingsonderhoud is volgens het Handboek "het onderhoud dat gedurende de 15-jarige DCF-periode nodig is om een verhuurbare eenheid in dezelfde technische en bouwkundige staat te houden, als waarin het zich op de waardepeildatum bevindt." Voor het bepalen van een marktconforme onderhoudsnorm is per complex bepaald welk VTW-type van toepassing is. Voor elk VTW-type is bepaald wat de marktconforme onderhoudskosten zijn.

Bij de BOG/MOG-taxaties zijn in overleg met de taxateur in bepaalde gevallen afwijkende onderhoudsbedragen voor complexen opgenomen, omdat de standaard marktconforme onderhoudsbedragen niet in alle gevallen volstaan.

Technische splitsingskosten Van deze vrijheidsgraad is geen gebruik gemaakt.

Bijzondere omstandigheden Volgens het Handboek kunnen bijzondere uitgangspunten van toepassing zijn. Hierbij valt te denken aan langere of kortere leegstand of het effect van beklemmingsafspraken met bijvoorbeeld gemeenten. Van deze vrijheidsgraad is gebruik gemaakt bij de waarderingen van de BOG/MOG complexen in het geval van de wederverhuurtijd, leegstand en huurkortingen.

Erfpacht Indien van toepassing zijn erfpachtcontracten in de waardering meegenomen.

Schattingen Gelet op de huidige marktomstandigheden kunnen toekomstige marktontwikkelingen waarop zowel door interne als door externe taxateurs gehanteerde aannames en schattingen ter bepaling van de reële waarde van het sociaal en commercieel vastgoed zijn gebaseerd, ten opzichte van de werkelijk te verwachten marktontwikkelingen van significante invloed zijn op de uitkomsten van de huidige waardering in de jaarrekening.

Om inzicht te geven in de effecten van redelijkerwijs mogelijke wijzigingen in belangrijke parameters op de reële waarde, is ten aanzien van woningen gewaardeerd volgens de DCF-methode, de volgende gevoeligheidsanalyse opgenomen:

Parameters Gehanteerd in reële waarde Stel mogelijke afwijking Effect op reële waarde
x € 1.000 In % r.w.
Prijsinflatie 3,2 % -0,50 %
-1.931 - 0,07%
Leegwaardestijging 16,9 % -0,50 %
-1,985 -0,07 %
Disconteringsvoet 5,2 % -0,50 %
136.309 4,69 %
Disconteringsvoet 5,2 % 0,50 %
-111.111 -3,82 %

Het effect op de reële waarde is berekend per afzonderlijke afwijking (overige parameters blijven gelijk).

Bij de disconteringsvoet zoals gehanteerd in de gevoeligheidsanalyse gaat het enkel om de 'sectorspecifieke opslag' van de disconteringsvoet.

Beleidswaarde

De beleidswaarde van het vastgoed in exploitatie naar vastgoedtype is als volgt:

2024 2023
Eengezinswoningen (EGW) 1.252.600 953.748
Meergezinswoningen (MGW) 679.928 543.994
Studenteneenheden (STUD) 21.490 13.031
Bedrijfsmatig onroerend goed (1) 2.517 3.659
Maatschappelijk onroerend goed (1) 3.807 3.011
Zorgvastgoed (intramuraal) (1) 22.651 22.569
Parkeergelegenheden (1) 10.900 10.288
Totaal 1.993.893 1.550.300
Marktwaarde in verhuurde staat van
DAEB- en niet-DAEB-vastgoed in exploitatie
2.906.781 2.600.849
Maatschappelijke bestemming (van het eigen vermogen zonder
rekening te houden met het belastingeffect)
912.888 1.050.549

(1) Is gelijk aan de marktwaarde in verhuurde staat.

Uitgangspunten beleidswaarde Vertrekpunt voor de bepaling beleidswaarde is de huidige marktwaarde in verhuurde staat conform het Handboek modelmatig waarderen marktwaarde. Om te komen tot de beleidswaarde, zijn echter geen marktconforme maar maatschappelijke beleidskasstromen voor huur, meerjaren onderhoud en beheer, alleen doorexploiteren van het bezit in plaats van de hoogste van uitponden en doorexploiteren en een sociale disconteringsvoet gehanteerd. Het verschil tussen markt- en beleidswaarde heet de “maatschappelijk bestemming” en geeft duiding aan de waarde (en in de jaarrekening vermogen) dat niet wordt gerealiseerd gegeven het maatschappelijke beleid.

In hoofdstuk 3 van het jaarverslag is een beleidsmatige beschouwing opgenomen over het verschil tussen de marktwaarde en de beleidswaarde van de onroerende zaken in exploitatie, alsmede de ontwikkeling van beide waardes en de consequenties van het verschil tussen marktwaarde en beleidswaarde voor het eigen vermogen.

Er is sprake van de volgende uitgangspunten:

  • Waardering op basis van doorexploiteren;
  • Inrekening van 60 jaar aan kasstromen (waarbij na 2050 een gemiddelde onderhoudsnorm wordt gehanteerd);
  • Geen sprake van een eindwaarde;
  • Geen sprake van overdrachtskosten;
  • Geen opwaartse bijstelling naar €0 indien er sprake is van een negatieve uitkomst.

Ten aanzien van de streefhuur is deze gemiddeld:

  • voor eengezinswoningen: € 752,94 per maand, zijnde 66,7% van de maximaal redelijke huur (2023: € 691 per maand, zijnde 68,3% van maximaal redelijke huur);
  • voor meergezinswoningen: € 585,10 per maand, zijnde 67,6% van de maximaal redelijke huur (2023: € 541 per maand, zijnde 69,8% van maximaal redelijke huur);
  • voor studenteneenheden € 316,41 per maand, zijnde 68,3% van de maximaal redelijke huur (2023: € 284 per maand, zijnde 78,3% van maximaal redelijke huur).

Voor het onderhoud geldt geen onderhoudsnorm maar wordt er een specifiek bedrag per VHE per jaar ingerekend. Uitgaande van een ingerekende gemiddelde jaarlijkse onderhoudslasten per vastgoedtype ziet dit bedrag er als volgt uit:

  • voor eengezinswoningen: € 3.222 per verhuureenheid per jaar (2023: € 2.522);
  • voor meergezinswoningen: € 3.222 per verhuureenheid per jaar (2023: € 2.522);
  • voor studenteneenheden: € 1.289 per verhuureenheid per jaar (2023: € 1.009).

Ten aanzien van de beleidsbeheersnorm is deze gemiddeld:

  • voor eengezinswoningen: € 939 per verhuureenheid per jaar (2023: € 782);
  • voor meergezinswoningen: € 939 per verhuureenheid per jaar (2023: € 782);
  • voor studenteneenheden: € 376 per verhuureenheid per jaar (2023: € 313).

De sociale disconteringsvoet bedraagt gemiddeld:

  • voor DAEB: 4,17%.
  • voor niet-DAEB: 4,7%.

In onderstaande tabellen wordt aangegeven welk effect een positieve of negatieve aanpassing van deze uitgangspunten heeft op de beleidswaarde van de woningen gewaardeerd volgens de DCF-methode.

Effect op beleidswaarde
Parameters gevoeligheidsanalyse Gehanteerd in beleidswaarde Stel mogelijke afwijking x €1.000 In % van de beleidswaarde
Disconteringsvoet (1) 4,17% -0,50% 233.070 11,69%
Disconteringsvoet (1) 4,17% 0,50% -196.162 -9,84%
Streefhuur per maand (1) 67,3 MRH* -5,00% -216.348 -10,85%
Lasten onderhoud (1) € 3.222 5,00% -127.383 -6,39%
Lasten beheer (1) € 939 5,00% -37.221 -1,87%

(1) Het effect op de beleidswaarde is berekend per afzonderlijke afwijking (overige parameters blijven gelijk).
(*) MRH – maximale redelijke huur
Bij de disconteringsvoet zoals gehanteerd in de gevoeligheidsanalyse gaat het enkel om de aanpassing van de ‘sectorspecifieke opslag’.

WOZ-informatie De WOZ-waarde bedraagt ultimo 2024 € 3,61 miljard (2023: 3,38 miljard).

Zekerheden en beperkingen Zonder toestemming van het WSW is het de corporatie niet toegestaan om de woningen die met door het WSW geborgde leningen zijn gefinancierd te bezwaren met een beperkt recht (recht van pand/hypotheek, recht van opstal, recht van erfpacht, recht van vruchtgebruik) of de verplichting aan te gaan om deze woningen met een zekerheidsrecht te bezwaren (positieve hypotheekverklaring). Als gevolg hiervan zijn de woningen die met geborgde leningen zijn gefinancierd, niet met hypothecaire zekerheden bezwaard. Daarnaast heeft het WSW recht van eerste hypotheek op de woningen van de corporatie betreffende de door het WSW geborgde financiering.

Voor de door het WSW verstrekte borgstelling heeft de corporatie een obligoverplichting gebaseerd op de omvang van de door het WSW geborgde leningen. Deze obligoverplichting is in de toelichting op de geconsolideerde balans vermeld onder de Niet in de balans opgenomen verplichtingen en activa.

Verstrekte zekerheden Zonder toestemming van het WSW is het de corporatie niet toegestaan om de woningen die met door het WSW geborgde leningen zijn gefinancierd te bezwaren met een beperkt recht (recht van pand/hypotheek, recht van opstal, recht van erfpacht, recht van vruchtgebruik) of de verplichting aan te gaan om deze woningen met een zekerheidsrecht te bezwaren (positieve hypotheekverklaring). Als gevolg hiervan zijn de woningen die met geborgde leningen zijn gefinancierd, niet met hypothecaire zekerheden bezwaard. Daarnaast heeft het WSW recht van eerste hypotheek op de woningen van de corporatie betreffende de door het WSW geborgde financiering.

Voor de door het WSW verstrekte borgstelling heeft de corporatie een obligoverplichting gebaseerd op de omvang van de door het WSW geborgde leningen. Deze obligoverplichting is in de toelichting op de balans vermeld onder de Niet in de balans opgenomen verplichtingen en activa.

Overige vastgoedbeleggingen

Alle bedragen x €1.000,-
  Onroerende zaken verkocht onder voorwaarden Vastgoed in ontwikkeling bestemd voor eigen exploitatie
  2024 2023 2024 2023
Boekwaarde per 1 januari
Aanschaffingswaarde per 1 januari 11.894 12.524 39.321 27.380
Cumulatieve herwaardering 4.939 2.860 0 0
Cumulatieve waardeverminderingen 0 0 -16.547 -14.995
Boekwaarde per 1 januari 16.833 15.384 22.774 12.385
Mutaties
Toename bestede kosten onderhanden en nieuwe projecten 0 0 35.582 51.181
Afname door oplevering naar activa in exploitatie 0 0 -45.360 -28.716
Mutatie onrendabele toppen boekjaar 0 0 -11.830 -16.324
Overige mutaties 0 0 141 4.248
Op/Af waardeveranderingen 609 2.079 0 0
Herclassificatie naar vastgoed in exploitatie -614 -630 0 0
Totaal mutaties 2024 -5 1.449 -21.467 10.389
Boekwaarde per 31 december
Aanschaffingswaarde 11.280 11.894 12.693 39.321
Cumulatieve herwaardering 5.548 4.939 0 0
Cumulatieve waardeverminderingen 0 0 -11.386 -16.547
  16.828 16.833 1.307 22.774

De terugkoopverplichting uit hoofde van woningen verkocht onder de Koopgarantregeling heeft betrekking op 106 aantal woningen en 37 grondposities (De Econoom) (2023: 111 en 37). De woningen betreft 82 huurwoningen uit bestaand bezit (2023: 85) en 24 nieuwbouwkoopwoningen (2023: 26). In 2024 zijn 5 woningen en 0 grondpositie teruggekocht, hiervan zijn 5 woningen en 0 grondpositie opgenomen in exploitatie en 0 woningen en 0 grondposities regulier verkocht.

Onroerende zaken verkocht onder voorwaarden

Herclassificatie vastgoed verkocht onder voorwaarden De post herclassificatie uit het verloopoverzicht betreft:

  • De in het boekjaar teruggekochte VOV-woningen die de bestemming hebben gekregen te worden doorverkocht zonder voorwaarden en ultimo boekjaar nog niet zijn verkocht; deze woningen zijn geherclassificeerd naar "Voorraden" tegen verkrijgingsprijs, zijnde de getaxeerde leegwaarde onder aftrek van de contractuele korting op moment van afwikkeling van de terugkoopverplichting; de woningen zijn onder de "Voorraden" opgenomen als vastgoed bestemd voor verkoop en worden na eerste verwerking gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs of lagere verwachte opbrengstwaarde.
  • De in het boekjaar teruggekochte VOV-woningen die in hetzelfde boekjaar zijn doorverkocht zonder voorwaarden; herclassificatie vindt plaats met als kostprijs van de verkoop de getaxeerde leegwaarde waarde onder aftrek van de contractuele korting op moment van afwikkeling van de terugkoopverplichting; de opbrengstwaarde minus de kostprijs van deze woningen is in het resultaat verantwoord onder de post Resultaat verkoop vastgoedportefeuille.
  • Indien een eerder onder voorwaarden verkochte onroerende zaak wordt teruggekocht ten behoeve van de eigen exploitatie, vindt herclassificatie plaats van onroerende zaken verkocht onder voorwaarden naar onroerende zaken in exploitatie. De onroerende zaken in exploitatie worden gewaardeerd tegen de marktwaarde op basis van het handboek. Een eventuele waardevermeerdering of -vermindering van de boekwaarde van de onroerende zaken bij terugkoop wordt verantwoord in de winst-en-verliesrekening.

Vastgoed in ontwikkeling bestemd voor eigen exploitatie

Grondposities In deze post zijn geen strategische grondaankopen begrepen, met het oog op ontwikkeling van vastgoedprojecten en waarbij nog geen inzicht bestaat in de feitelijke projectontwikkeling.

2. Materiële vaste activa

Alle bedragen x €1.000,-
  31-12-2024 31-12-2023
Onroerende en roerende zaken ten dienste van de exploitatie 5.694 6.138
  Onroerende en roerende zaken ten dienste van de exploitatie
  2024 2023
Boekwaarde per 1 januari
Aanschaffingswaarde per 1 januari 27.318 28.695
Cumulatieve afschrijvingen en waardeverminderingen -21.180 -19.708
Boekwaarde per 1 januari 6.138 8.987
Mutaties
Investeringen 713 567
Desinvesteringen 0 -22
Afschrijvingen -1.157 -1.472
Bijzondere waardeverminderingen 0 -1.922
Totaal mutaties 2024 -444 -2.849
Boekwaarde per 31 december
Aanschaffingswaarde 28.031 27.318
Cumulatieve afschrijvingen en waardeverminderingen -22.337 -21.180
  5.694 6.138

De investeringen betreffen grotendeels investeringen in automatisering. De WOZ-waarde van de bedrijfspanden bedraagt € 3,0 miljoen (peildatum 1-1-2023).

Afschrijvingen De afschrijvingstermijnen en gevolgde systematiek luiden als volgt : De materiële vaste activa worden lineair afgeschreven op basis van de geschatte economische levensduur rekening houdend met de restwaarde:

  • De terreinen worden niet afgeschreven.
  • De bedrijfsgebouwen over vijftig jaar.
  • De overige materiële vaste activa over drie tot vijftien jaar.

3. Financiële vaste activa

Alle bedragen x €1.000,-
Deelnemingen in groepsmaatschappijen
  31-12-2024 31-12-2023
OBM B.V. te Drachten ((geliquideerd per 21 december 2023) 0%) 0 0
OBM B.V. 2024 2023
Stand per 1 januari 0 1.737
Aandeel in het resultaat 0 9
Dividenduitkering 0 -1.746
Stand per 31 december 0 0

Per 21 december 2023 is de 100% deelneming OBM B.V. geliquideerd en is het liquidatie overschot ad € 1.746 duizend uitgekeerd aan Stichting WoonFriesland.

Latente belastingvordering(en)
  31-12-2024 31-12-2023
Latente belastingvorderingen 3.683 7.717

Bij een aantal jaarrekeningposten is sprake van tijdelijke verschillen tussen de waardering van activa en passiva volgens jaarrekeninggrondslagen en fiscale grondslagen. Verder is sprake van fiscaal compensabele verliezen. De hieruit voortvloeiende latente belastingvorderingen worden hierna toegelicht:

Vastgoed in exploitatie Ten aanzien van het DAEB en niet-DAEB vastgoed in exploitatie is sprake van een waarderingsverschil tussen de commerciële en fiscale boekwaarde. De marktwaarde van het vastgoed in exploitatie bedraagt ultimo 2024 € 2.907 miljoen. De fiscale boekwaarde bedraagt ultimo 2024 € 2.015 miljoen. Ultimo 2023 is dit € 2.601 miljoen, respectievelijk € 1.872 miljoen.

WoonFriesland heeft aan het einde van de levensduur de intentie tot sloop gevolgd door (vervangende) nieuwbouw. Op basis van de huidige fiscale bepalingen zal daarbij sprake zijn van het doorschuiven van de aanwezige fiscale boekwaarde en zal er geen fiscale afwikkeling volgen in de vorm van fiscale afwaardering van de complexen. Dit betekent dat het einde van de levensduur 'doorrolt' en dat bij waardering tegen contante waarde sprake is van een 'nihil' waardering.

Bij een deel van het vastgoed komt de fiscale waarde boven de fiscale bodemwaarde (zijnde 100% van de WOZ-waarde) uit. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid tot fiscale afschrijvingen op woningen in exploitatie. In de jaarrekening is hiervoor een latente belastingvordering tegen de contante waarde verantwoord, voor de woningen waarvan de fiscale waarde hoger is dan de commerciële waarde. De looptijd van deze latentie betreft 10 jaar.

Projecten in ontwikkeling Bij projectontwikkeling kan de fiscale waardering afwijken van de commerciële waardering. Voor het waarderingsverschil is in de jaarrekening een actieve latentie gevormd. Deze latente belastingvordering is tegen de contante waarde verantwoord met een looptijd van twee jaar.

Verkoop woningen onder VOV Hierbij is sprake van een waarderingsverschil tussen de commerciële en fiscale boekwaarde. Een gedeelte van de fiscale boekwaarde wordt afgewikkeld en een gedeelte van de boekwaarde in de vorm van een winstrecht wikkelt pas na terugkoop af. Voor dit tijdelijk verschil is sprake van een actieve belastinglatentie. Aangezien het moment van terugkoop en daarmee het moment van afwikkeling van de latentie op voorhand niet vast staat en een lange termijn kan zijn, is deze latentie tegen de contante waarde opgenomen. De looptijd van deze latentie betreft 21,25 jaar.

Leningen en derivaten In de jaarrekening is voor de leningenportefeuille een latente belastingverplichting respectievelijk -vordering tegen de contante waarde verantwoord voor het verschil tussen de waardering die de fiscus toepast (i.c. reële waarde) en de waardering als toegepast in de jaarrekening (geamortiseerde kostprijs). De latentie loopt af over de resterende looptijd van de leningen en derivaten. De gemiddelde looptijd van deze latentie bedraagt 24 jaar.

Derivaten In de jaarrekening is voor de gewaardeerde derivaten (afgescheiden embedded derivaten of derivaten waarbij geen kostprijs hedge-accounting is toegepast) een verschil tussen de waardering die de fiscus toepast en de waardering als toegepast in de jaarrekening. De latentie loopt af over de resterende looptijd van de derivaten en is tegen contante waarde verantwoord. De looptijd van deze latentie bedraagt twee jaar.

Fiscaal verrekenbare verliezen Er wordt een latente belastingvordering uit hoofde van fiscaal compensabele verliezen gevormd voor zover er voldoende sterke aanwijzingen zijn dat er in de toekomst voldoende fiscale winst beschikbaar zal zijn ter realisatie van de latente vordering. In de jaarrekening is hiervoor een latente belastingvordering tegen de contante waarde verantwoord.

Renteaftrekbeperking (ATAD) Met ingang van 1 januari 2019 is de ATAD-richtlijn van toepassing waardoor voor de bepaling van het fiscaal belastbaar bedrag de renteaftrek beperkt is. De aftrekbeperking ziet toe op het meerdere van 20% van de fiscale EBITDA met een ondergrens van € 1 miljoen (ATAD-norm). Indien in toekomstige jaren de rente daalt onder de hiervoor genoemde ATAD-norm is de eerder niet in aftrek genomen rente alsnog aftrekbaar. Hierdoor ontstaat een tijdelijk verschil. Voor het saldo niet aftrekbare rente ultimo 2024 is ingeschat dat deze redelijkerwijs niet binnen 10 jaar wordt verrekend. Om deze reden is er geen actieve belastinglatentie opgenomen. Ultimo 2024 bedraagt het saldo niet aftrekbare rente € 67,6 miljoen.

Bij de waardering op netto contante waarde vindt de discontering van de waarderingsverschillen plaats tegen een netto rente van 2,07% (2023: 2,20%). Dit percentage is afgeleid uit de voor WoonFriesland geldende rente voor langlopende leningen op 31 december 2024, onder aftrek van het toepasselijke VPB tarief in het jaar van afwikkeling. Bij de bepaling van het geldende belastingtarief is tevens rekening gehouden met de toekomstige VPB-tarieven.

Latente belastingverplichting niet tot waardering gebracht Voor zover tijdelijke waarderingsverschillen niet in de waardering van de latente belastingvorderingen zijn verwerkt, bedragen deze nominaal € 954,3 miljoen (2023: € 675,9 miljoen), leidende tot een nominale latentie van € 246,2 miljoen (2023: € 174,4 miljoen). Het realisatie moment van dit tijdelijk waarderingsverschil ligt in de oneindigheid waardoor deze tenderen naar nihil.

Stand latente belastingvorderingen tot waardering gebracht De latente belastingvorderingen opgenomen in de balans en de hiermee samenhangende latente belastinglasten/-baten in de winst-en-verliesrekening zijn als volgt te specificeren:

Alle bedragen x €1.000,-
Latentie op balans 2024 balans 2023 V&W 2024 V&W 2023
DAEB en niet-DAEB vastgoed in exploitatie 1.351 735 616 144.310
Vastgoed projecten en gronden 675 3.688 -3.014 -7.452
Leningen en derivaten 446 460 -14 -51
Niet toegestane voorzieningen 122 118 5 -32
Fiscale verliezen 1.089 2.619 -1.945 -609
ATAD 0 0 0 -6.522
Overige tijdelijke verschillen 0 97 318 34
  3.683 7.717 -4.034 129.678

Onder de latente belastingvorderingen is een post opgenomen uit hoofde van beschikbare voorwaartse verliescompensatie ter grootte van € 4.640 duizend (2023: € 10.347 duizend). Dit is het gevolg van het verlies geleden in het boekjaar 2023, waarbij het waarschijnlijk is dat er voldoende toekomstige fiscale winst beschikbaar zal zijn binnen de fiscale eenheid om het verlies te compenseren voor de expiratiedatum.

Het verloop van de in de balans tot waardering gebrachte latente belastingverplichtingen in het boekjaar is op totaalniveau als volgt:

Alle bedragen x €1.000,-
  2024 2023
Boekwaarde 1 januari 7.717 -121.961
Dotatie t.l.v. resultaat 939 -14.632
Vrijval t.g.v. resultaat -4.973 144.310
Boekwaarde 31 december 3.683 7.717

De latenties uit hoofde van tijdelijke verschillen, zijn gebaseerd op de volgende nominale waarderingsverschillen:

Ultimo boekjaar 2024:

Alle bedragen x €1.000,-
  Jaarrekening Fiscaal Verschil Tegen 25,8% Latentie
DAEB en niet-DAEB vastgoed in exploitatie 2.906.781 2.015.144 -891.637 -230.042 1.351
vastgoed in projecten en gronden 1.923 4.687 2.764 713 675
leningen en derivaten 708.626 712.085 3.443 888 446
niet toegestane voorzieningen 731 0 731 189 122
fiscaal verrekenbare verliezen 0 4.640 4.640 1.197 1.089
ATAD 0 67.645 67.645 17.452 0
  3.618.061 2.804.201 -812.414 -209.603 3.683

Ultimo boekjaar 2023:

  Jaarrekening Fiscaal Verschil Tegen 25,8% Latentie
DAEB en niet-DAEB vastgoed in exploitatie 2.600.849 1.872.244 -728.605 -187.980 735
vastgoed in projecten en gronden 1.739 16.807 15.068 3.888 3.688
leningen en derivaten 686.762 690.463 3.701 955 460
niet toegestane voorzieningen 724 - 724 186 118
fiscaal verrekenbare verliezen - 10.376 10.376 2.677 2.619
ATAD - 55.884 55.884 14.418 -
overige tijdelijke verschillen 6.138 6.530 392 101 97
  3.296.212 2.652.304 -642.460 -165.755 7.717
Alle bedragen x €1.000,-
Leningen u/g
  31-12-2024 31-12-2023
Fietsplan personeel 8 2
Fietsplan personeel 31-12-2024 31-12-2023
Stand per 1 januari 2 0
Bij 8 2
Af -2 0
Stand per 31 december 8 2

Fietsplan personeel Medewerkers van WoonFriesland kunnen deelnemen aan een Fietsplan conform de CAO en passend binnen de fiscale regelgeving. De door de medewerkers aangeschafte fiets wordt door WoonFriesland voorgefinancierd. Betaling van aflossing vindt plaats via het maandelijkse salaris.

Vlottende activa

4. Voorraden

Alle bedragen x €1.000,-
Overige voorraden
  31-12-2024 31-12-2023
Voorraad zonnepanelen 64 0

5. Vlottende vorderingen

Alle bedragen x €1.000,-
Huurdebiteuren
  31-12-2024 31-12-2023
Huurdebiteuren
t/m 3 maanden 260 209
> 3 maanden 962 846
Vertrokken bewoners 691 851
1.913 1.906
Voorziening dubieuze debiteuren -1.049 -1.163
864 743
Voorziening dubieuze huurdebiteuren
  2024 2023
Stand per 1 januari 1.163 982
Dotatie 827 646
Onttrekking -941 -465
Stand per 31 december 1.049 1.163
Belastingen en premies sociale verzekeringen
  31-12-2024 31-12-2023
Te vorderen vennootschapsbelasting 1.599 3.512
Overige vorderingen
  31-12-2024 31-12-2023
Overige debiteuren 51 13
Vorderingen van verzekering i.v.m. schades 219 423
270 436

De overige vorderingen hebben een looptijd korter dan 1 jaar.

Overlopende activa
  31-12-2024 31-12-2023
Overige (m.n. vooruitbetaalde bedragen/vooruitontvangen facturen) 1.230 318
Te verrekenen service- en stookkosten met huurders 1.096 749
2.326 1.067

De overlopende activa hebben een looptijd korter dan 1 jaar.

6. Liquide middelen

Alle bedragen x €1.000,-
Liquide middelen
  31-12-2024 31-12-2023
Rekening-courant bank 9.565 13.165

Een bedrag van drieduizend euro staat niet ter vrije beschikking.

Passiva

7. Eigen vermogen

Alle bedragen x €1.000,-
Herwaarderingsreserve
  31-12-2024 31-12-2023
DAEB 1.520.371 1.297.398
Niet DAEB 14.406 13.047
  1.534.777 1.310.445
  DAEB Niet DAEB Totaal
Stand 1 januari 2023 1.163.645 10.458 1.174.103
Desinvesteringen -134 0 -134
Mutatie herwaardering -103.621 455 -103.166
Mutatie effect belastinglatenties 237.508 2.134 239.642
Stand per 31 december 2023 1.297.398 13.047 1.310.445
Stand 1 januari 2024 1.297.398 13.047 1.310.445
Mutatie herwaardering 222.973 1.359 224.332
Stand per 31 december 2024 1.520.371 14.406 1.534.777

De herwaarderingsreserve bedraagt voor het vastgoed in exploitatie € 1.529.229 duizend (2023: € 1.305.506 duizend) en voor de onroerende zaken verkocht onder voorwaarden € 5.548 duizend (2023: € 4.903 duizend ). De herwaarderingsresverve sociaal vastgoed en commercieel vastgoed in exploitatie betreft het positief verschil tussen de boekwaarde op basis van de marktwaarde (op basis van het Handboek modelmatig waarderen marktwaarde) en de historische kostprijs (zijnde de initiële verkrijgings- of vervaardigingsprijs, zonder rekening te houden met enige afschrijving of waardevermindering). Voor de realiseerbaarheid van de waarde van de onroerende zaken in exploitatie en het hiermee samenhangende deel van de herwaarderingsreserve verwijzen wij naar het 'Bestuursverslag'.

  31-12-2024 31-12-2023
Overige reserves
Stand per 1 januari 575.943 712.960
Resultaatbestemming voorgaand boekjaar 10.863 -626
Mutatie herwaarderingsreserve 224.332 136.391
Stand per 31 december 362.474 575.943

Bestemming van het resultaat 2024

Het bestuur stelt aan de raad van commissarissen voor het resultaat over het boekjaar €195.536 duizend toe te voegen aan de overige reserves.

8. Voorzieningen

Alle bedragen x €1.000,-
Onrendabele investeringen en herstructureringen
  31-12-2024 31-12-2023
Onrendabele investeringen en herstructureringen Vastgoed in ontwikkeling 51.750 10.184
Onrendabele investeringen en herstructureringen Vastgoed in exploitatie 5.245 4.246
  56.995 14.430
Onrendabele investeringen en herstructureringen Vastgoed in ontwikkeling
  2024 2023
Stand per 1 januari 10.184 13.478
Dotatie 56.888 13.030
Onttrekking -11.830 -16.324
Vrijval -3.492 0
Stand per 31 december 51.750 10.184

De voorziening heeft voor een bedrag van € 16,0 miljoen een langlopend karakter en voor het overige deel een kortlopend karakter.

Onrendabele investeringen en herstructureringen Vastgoed in exploitatie
  2024 2023
Stand per 1 januari 4.246 838
Dotatie 5.245 4.246
Onttrekking -4.246 -838
Stand per 31 december 5.245 4.246

De voorziening heeft een volledig kortlopend karakter.

Overige voorzieningen 31-12-2024 31-12-2023
Voorziening reorganisatiekosten 0 12
Voorziening jubileumuitkering 407 375
Voorziening V&E-meters 336 336
  743 723
Overige voorzieningen Stand per 1 januari 2024 Dotatie Onttrekking Stand per 31 december 2024
Voorziening reorganisatiekosten 12 0 -12 0
Voorziening jubileumuitkering 375 110 -78 407
Voorziening V&E-meters 336 0 0 336
  723 110 -90 743

De voorziening voor V & E-meters is overgenomen van De Veste bij de overname van de volkshuisvestelijke taken op Terschelling. Voor de nog niet bestede V-meters is een voorziening opgenomen. Bewoners hebben eenmalig E-meters gekregen afhankelijk van de leeftijd van de huurwoning te besteden aan energiebesparende maatregelen. Er is een voorziening opgenomen voor de nog niet bestede E-meters. Deze voorziening heeft een overwegend kortlopend karakter.

9. Langlopende schulden

Alle bedragen x €1.000,-
31-12-2024 Waarvan langer dan vijf jaar 31-12-2023 Waarvan langer dan vijf jaar
Schulden/leningen overheid 190 108 1.093 129
Schulden/leningen kredietinstellingen 758.634 708.292 686.765 652.459
Verplichtingen uit hoofde van onroerende zaken verkocht onder voorwaarden 14.904 14.904 15.094 15.094
Overige schulden 136 0 136 0
  773.864 723.304 703.088 667.682

Voor Verplichtingen uit hoofde van onroerende zaken verkocht onder voorwaarden en overige schulden is niet bekend wanneer de schuld afloopt en zijn derhalve geheel geclassificeerd als 'langer dan vijf jaar'.

Alle bedragen x €1.000,-
31-12-2024 Aflossingsverplichting 2025 Resterende looptijd > 1 jaar
en 5 <= jaar
Resterende looptijd > 5 jaar
Schulden/leningen overheid 1.092 902 82 108
Schulden/leningen kredietinstellingen 760.765 2.131 50.342 708.292
Verplichtingen uit hoofde van onroerende zaken verkocht onder voorwaarden 14.904 0 0 14.904
Overige schulden 136 0 0 0
  776.897 3.033 50.424 723.304
2024 2023
Leningen overheid
Stand per 1 januari 2.540 2.623
Aflossing -1.448 -83
Stand per 31 december 1.092 2.540
Aflossingsverplichting komend boekjaar -902 -1.447
Langlopend deel per 31 december 190 1.093
Schulden/leningen kredietinstellingen
Stand per 1 januari 707.015 646.494
Overgenomen leningen 0 5.302
Terugplaatsing roll-overs -4.000 0
Nieuwe leningen 98.000 98.000
Aflossingen huidig boekjaar -40.250 -42.781
Stand per 31 december 760.765 707.015
Aflossingsverplichting komend boekjaar -2.131 -20.250
Langlopend deel per 31 december 758.634 686.765

De marktwaarde van de leningen (inclusief aflossingsverplichting 2024) bedraagt ultimo 2024 € 837 miljoen ( 2023 € 755 miljoen). De marktwaarde is door het management bepaald middels inzet van een treasury specialist op basis van de rentecurve waarbij gerekend is met een kredietopslag.

Van de schulden/leningen overheid en kredietinstellingen is € 754 miljoen (2023 € 698 miljoen) geborgd door het WSW.

De leningen worden afgelost op basis van annuïtaire dan wel een fixe systeem.

Terugplaatsen roll-over houdt in dat als banksaldo te hoog is, wordt de roll-over lening verlaagt middels een terugplaatsing. Opname roll-over houdt in dat als banksaldo te laag wordt, dan wordt (een deel van) de variabele lening teruggnomen waardoor het leningensaldo verhoogt wordt.

Alle bedragen x €1.000,-
Verplichtingen uit hoofde van onroerende zaken verkocht onder voorwaarden
  31-12-2024 31-12-2023
  14.904 15.094
2024 2023
Terugkoopverplichting ontstaan bij overdracht 11.228 11.840
Vermeerderingen / verminderingen 3.866 2.242
Stand per 1 januari 15.094 14.082
Herclassificatie naar exploitatie -614 -612
Afwaarderingen -186 -99
Opwaarderingen 610 1.723
Stand per 31 december -190 1.012
Terugkoopverplichting ontstaan bij overdracht 10.614 11.228
Vermeerderingen / verminderingen 4.290 3.866
Langlopend deel per 31 december 14.904 15.094
Overige schulden 31-12-2024 31-12-2023
Waarborgsommen 136 136

10. Kortlopende schulden

Alle bedragen x €1.000,-
Aflossingsverplichtingen langlopende schulden 31-12-2024 31-12-2023
Schulden aan overheid 902 1.447
Schulden aan kredietinstelingen 2.131 20.250
3.033 21.697
Schulden aan leveranciers 31-12-2024 31-12-2023
Crediteuren 829 13.736
Schulden ter zake van belastingen, premies van sociale verzekeringen en pensioenen 31-12-2024 31-12-2023
Omzetbelasting 3.067 6.350
Loonheffing 788 703
Belastingheffingen 0 203
PAWW premie 1 2
3.856 7.258
Schulden terzake van pensioenen 31-12-2024 31-12-2023
Schulden terzake van pensioen 0 181
Overige schulden 31-12-2024 31-12-2023
Nog te ontvangen facturen 2.745 2.523
Overlopende passiva 31-12-2024 31-12-2023
Niet vervallen rente leningen o/g 9.864 8.745
Renteswaps 301 256
Overige schulden 15 2
Vooruitontvangen huren 1.749 1.517
Te verrekenen service- en stookkosten met huurders 1.573 1.138
Resterende verlofdagen 635 691
14.137 12.349

Financiële instrumenten

Algemeen

WoonFriesland maakt gebruik van derivaten om het rente- en kasstroomrisico af te dekken. Voor de verwerking, waardering en resultaatbepaling, past WoonFriesland met betrekking tot deze derivaten (hedge- instrumenten) kostprijshedge-accounting toe. De marktwaarde van de derivaten is per 31-12-2024 € 2,3 miljoen negatief (31-12-2023 € 2,8 miljoen negatief).

Doelstellingen en beleid inzake beheer financiële risico's

In het treasurystatuut van WoonFriesland staan de kaders benoemd omtrent het beheersen van risico's. De financiële instrumenten voldoen aan deze kaders.

Hedge strategie

De hedge-strategie is het risico van wijzigingen in de rente afdekken met derivaten. WoonFriesland speculeert niet met derivaten.

Type hedge

Kostprijshedge-accounting op basis van individuele leningen. Kostprijshedge-accounting wordt toegepast op basis van de aansluiting van de kritische kenmerken van de instrumenten met de financieringen. Deze kenmerken zijn terug te vinden in de originele contracten.

Afgedekte positie

WoonFriesland dekt de variabiliteit in kasstromen voortvloeiende uit toekomstige rentebetalingen gerelateerd aan huidige leningen af. Hierbij worden de kasstromen van de rentebetalingen van de afgesloten leningen afgedekt.

Accounting

Het hedging-instrument en de hedged items onderliggend aan de af te dekken rentebetalingen worden tegen kostprijs op de balans opgenomen en gewaardeerd. Hedge-ineffectiviteit wordt in de winst-en-verliesrekening verwerkt.

Algemeen

De belangrijkste financiële risico's waaraan WoonFriesland onderhevig is zijn het marktrisico, het renterisico, het kredietrisico en het liquiditeitsrisico.

Kredietrisico Het gaat hierbij om het risico dat financiële instellingen niet aan hun contractuele verplichtingen kunnen voldoen. Door het spreiden van transacties over verschillende financiële instellingen wordt getracht dit risico te beperken. Verder dienen de financiële instellingen te voldoen aan kredietwaardigheidseisen (rating).

Voor WoonFriesland is het kredietrisico inzake debiteuren relatief beperkt daar het overgrote deel van de huren maandelijks vooruit worden ontvangen.

Liquiditeitsrisico Het gaat hierbij om het risico dat over onvoldoende middelen wordt beschikt om aan de directe verplichtingen te kunnen voldoen. Dit geldt voor alle verplichtingen van WoonFriesland en haar tegenpartijen, ongeacht of dit nu crediteuren of financiële instellingen zijn. WoonFriesland heeft op verschillende manieren gewaarborgd dat zij aan haar verplichtingen kan voldoen (zoals bijvoorbeeld door de aanwezigheid van een kredietfaciliteit van € 5 miljoen (2023: € 5 miljoen) en het niet volledig opnemen van roll-over leningen.

Het risico dat toekomstige kasstromen verbonden aan een monetair financieel instrument in omvang fluctueren is beperkt, aangezien de langlopende vorderingen en schulden voor het grootste deel vastrentend zijn.

Valutarisico WoonFriesland loopt geen valutarisico. Zij is alleen werkzaam in Nederland waardoor alle inkomende en uitgaande kasstromen in euro's zijn.

Renterisico WoonFriesland loopt renterisico over de rentedragende vorderingen en rentedragende langlopende en kortlopende schulden. Voor vorderingen en schulden met variabele renteafspraken loopt de woningcorporatie risico ten aanzien van toekomstige kasstromen.

Voor vastrentende langlopende leningen loopt WoonFriesland het risico dat de reële waarde van de leningen zal dalen respectievelijk stijgen als gevolg van veranderingen in de marktrente (i.c. prijsrisico). Voor deze schulden worden geen financiële derivaten uit hoofde van veranderingen in de marktrente afgesloten.

Voor schulden met variabele renteafspraken of renteconversie momenten (in het bijzonder variabele, roll-over en basisrente leningen) loopt WoonFriesland risico ten aanzien van toekomstige kasstromen als gevolg van veranderingen in de marktrente (i.c. kasstroomrisico). Voor het overgrote deel van schulden met variabele renteafspraken wordt het kasstroomrisico afgedekt door in geval van een significante verwachte stijging respectievelijk daling van de marktrente, renteswapcontracten af te sluiten waarbij de variabele rente wordt geruild voor een vaste rente. Verwezen wordt verder naar paragraaf 'Hedges' van dit hoofdstuk.

Renteprijsrisico's leningen overheid en kredietinstellingen Ter beoordeling van het prijsrisico dat de groep loopt, zijn de leningen in onderstaand overzicht ingedeeld in groepen van overeenkomstige contractueel overeengekomen rentepercentages en looptijden:

Alle bedragen x €1.000,-
2024 Renteklassen (vastrentende leningen) Gemiddelde gewogen
Restant looptijd 0% - 1% 1% - 2% 2% - 3% 3% - 4% 4% - 5% 5% -7% >7% Eindtotaal Effectieve rente
1 - 5 jaar 0 0 883 569 925 506 0 2.882 4,06%
6 - 10 jaar 0 5.500 0 54.000 3.198 900 0 63.597 3,15%
11 - 15 jaar 40.000 14.000 18.709 3.391 39.472 0 0 115.573 2,59%
16 - 20 jaar 0 6.000 0 60.919 20.000 0 0 86.919 3,71%
> 20 jaar 87.500 82.500 20.000 70.000 91.886 0 0 351.885 2,54%
Eindtotaal 127.500 108.000 39.593 188.879 155.480 1.406 0 620.857 2,78%

De effectieve rentevoet van de leningen overheid en kredietinstellingen bedraagt gemiddeld 2,78%.

Alle bedragen x €1.000,-
2023 Renteklassen (vastrentende leningen) Gemiddelde gewogen
Restant looptijd 0% - 1% 1% - 2% 2% - 3% 3% - 4% 4% - 5% 5% -7% >7% Eindtotaal Effectieve rente
1 - 5 jaar 0 0 19.700 1.930 1.221 657 0 23.508 2,87%
6 - 10 jaar 0 5.500 0 15.000 3.724 434 0 24.658 3,08%
11 - 15 jaar 20.000 14.000 228 22.644 39.535 562 0 96.970 3,09%
16 - 20 jaar 20.000 6.000 0 40.000 0 0 0 66.000 2,49%
> 20 jaar 87.500 82.500 20.000 51.454 111.964 0 0 353.419 2,63%
Eindtotaal 127.500 108.000 39.928 131.029 156.445 1.653 0 564.554 2,72%

De effectieve rentevoet van de leningen overheid en kredietinstellingen bedraagt gemiddeld 2,72%.

Rentekasstroomrisico's leningen overheid en kredietinstellingen De contractuele renteherzieningsdata of aflossingsdata indien laatstgenoemde eerder liggen en de effectieve rentevoet van de zowel in de balans als niet in de balans opgenomen financiële instrumenten van de groep waarover rentekasstroomrisico wordt gelopen, luiden als volgt:

Alle bedragen x €1.000,-
2024 (variabel rentende leningen)
Financiële vaste activa ≤ 1 jaar 2 jaar 3 jaar 4 jaar 5 jaar > 5 jaar Eindtotaal Gemiddelde gewogen effectieve rentes
Bank 9.564 - - - - - 9.564 0,00%
Totaal Financiële passiva 9.564 - - - - - 9.564 0,00%
Leningen overheid - - - - - - - 0,00%
Leningen kredietinstellingen - 20.000 20.000 - - 101.000 141.000 3,26%
Bruto positie 9.564 20.000 20.000 - - 101.000 150.564 3,26%
Renteswap (variabel naar vast) - 20.000 20.000 - - - 40.000 0,00%
Netto positie 9.564 - - - - 101.000 110.564 3,26%
Alle bedragen x €1.000,-
2023 (variabel rentende leningen)
Financiële vaste activa ≤ 1 jaar 2 jaar 3 jaar 4 jaar 5 jaar > 5 jaar Eindtotaal Gemiddelde gewogen effectieve rentes
Bank 13.165 - - - - - 13.165 0,00%
Totaal Financiële passiva 13.165 - - - - - 13.165 0,00%
Leningen overheid - - - - - - - 0,00%
Leningen kredietinstellingen - - 20.000 20.000 - 105.000 145.000 3,82%
Bruto positie 13.165 - 20.000 20.000 - 105.000 158.165 3,82%
Renteswap (variabel naar vast) - - 20.000 20.000 - - 40.000 4,59%
Netto positie 13.165 - - - - 105.000 118.165 3,71%

Overige kasstroomrisico's leningen overheid en kredietinstellingen Rentevoet en kasstroomrisico leningen overheid en kredietinstellingen met resterende looptijden

Alle bedragen x €1.000,-
Soort 2024 % Gem. looptijd 2023 % Gem. looptijd
Vast 608.557 80% 22 547.778 77% 26
Roll-over 81.000 10% 7 85.000 12% 7
Basis 60.000 8% 34 60.000 8% 34
Annuiteit 12.300 2% 9 16.776 2% 9
Totaal 761.857 100% 19 709.554 100% 24

Het gemiddelde rentepercentage langlopende schulden inclusief effect derivaten bedraagt per ultimo 2024: 2,87% (2023: 2,96%).

Het totaal van € 761.857 duizend. sluit aan met de volgende balansposten in de jaarrekening (bedragen x € 1.000):

Langlopende schulden
Schulden/leningen overheid 190
Schulden aan kredietinstellingen 758.634
Kortlopende schulden
Overheidsleningen 902
Schulden aan kredietinstellingen 2.131
Totaal 761.857

Het bedrag ad € 620.857 duizend opgenomen in de tabel '2024 Renteklassen (vastrentende leningen)' sluit aan met het totaaloverzicht met resterende looptijd leningen naar type. In dit laatste overzicht staat bij ‘Vast’ € 608.557 duizend het verschil wordt veroorzaakt door de ‘Annuïteitenleningen’ ad € 12.300 duizend.

De rente op de roll-overleningen is voor € 40 miljoen van de € 85 miljoen aan deze leningen afgedekt door renteswapcontracten. Dit betekent dat het renterisico voor WoonFriesland, afgezien van bij herfinanciering, zich hoofdzakelijk beperkt tot renteconversie bij basisrenteleningen en leningen met een variabele rente.

De effectieve rentevoet van de financiële instrumenten gegroepeerd onder variabele rentevoet wordt herzien binnen een jaar. De renteherzieningsdata van de variabel rentende lening en de renteswap(s) om deze variabele rente om te zetten naar vast, zijn afzonderlijk opgenomen. De andere financiële instrumenten van de groep zijn niet in de bovenstaande tabel opgenomen, omdat ze niet rentedragend zijn en daardoor niet aan renterisico onderhevig zijn.

Marktrisico WoonFriesland beheerst het marktrisico door spreiding aan te brengen in de portefeuille en limieten te stellen.

Reële waarde

Voor vastrentende langlopende vorderingen en langlopende leningen loopt de stichting het risico dat de reële waarde van de vorderingen en leningen zal dalen respectievelijk stijgen als gevolg van veranderingen in de marktrente (i.c. reële waarderisico). Voor deze vorderingen en schulden worden geen financiële derivaten uit hoofde van veranderingen in de marktrente afgesloten.

Langlopende schulden De reële waarde van de langlopende schulden is geschat aan de hand van de contante waarde van de toekomstige kasstromen tegen de geldende marktrente. De totale reële waarde van de langlopende schulden was voor 2024 € 837 miljoen (2023: € 755 miljoen). Bij de bepaling van de reële waarde is geen rekening gehouden met de WSW credit spread.

Rente-instrumenten WoonFriesland heeft per 31-12-2024 de beschikking over een tweetal payer swaps, welke al voor 2009 met verschillende (toekomstige) ingangsdata zijn afgesloten bij diverse banken. Met deze swaps zijn renteafspraken gemaakt, waarbij de hoogte van de rente voor WoonFriesland is vastgelegd. Hierdoor wordt het (toekomstige) renterisico verminderd.

In 2006 heeft WoonFriesland een tweetal payers swaps afgesloten voor een hoofdsom van € 40 miljoen per jaar in 2008 en 2009. De swaps hebben betrekking op een hoofdsom van respectievelijk € 20 miljoen en € 20 miljoen en kennen een te betalen vaste rente van respectievelijk 4,59% en 4,4585%. De reële waarde van de swaps per ultimo 2024 bedraagt circa € 2,3 miljoen negatief, waardering nihil vanwege toepassing kostprijshedge-accounting.

Hedges Algemene hedgestrategie
WoonFriesland voert een strategie om het risico op wijzigingen van toekomstige rentekasstromen uit hoofde van bestaande en zeer waarschijnlijk in de toekomst af te sluiten leningen af te dekken. Daartoe worden renteswapcontracten afgesloten. Met een renteswap ontvangt WoonFriesland een variabele rente van de tegenpartij en betaalt zij een vaste rente terug.

Hedge accounting Op basis van de hiervoor genoemde hedgestrategie past WoonFriesland in de jaarverslaggeving hedge-accounting toe waarbij de waarderingsresultaten van de afgedekte posities (leningen) en het afdekkingsinstrument(renteswaps) gelijktijdig in de winst-en-verliesrekening worden verwerkt teneinde aldus de toegepaste risicoafdekking in de verslaggeving tot uitdrukking te brengen.

Effectiviteit hedge relatie Hedge accounting wordt toegepast aangezien sprake is van een effectieve hedge-relatie. De kritische kenmerken (onder andere omvang en looptijd) van de hedge-instrumenten komen overeen met die van de afgedekte en nog af te dekken posities. Voor elke verslaggevingsperiode wordt de effectiviteit van de hedge relaties getest middels het vergelijken van de kritische kenmerken, die de waarde van de instrumenten het meest beïnvloeden. Indien ineffectiviteit wordt vastgesteld, wordt deze in de winst-en-verliesrekening verwerkt.

Renteswaps Een payer swap is een rente-instrument met een waardeontwikkeling, afhankelijk van de renteontwikkeling kan dit resulteren in een positieve of een negatieve marktwaarde. Kort gezegd zal bij een stijgende rente de swap een positieve waarde krijgen en bij een dalende rente een negatieve waarde.

De belangrijkste modaliteiten van de afgesproken payer swaps zijn:

Hoofdsommen x €1,-
Bank Hoofdsom Vaste rente Variabele rente Startdatum Einddatum Reële waarde
BNG BANK 20.000.000 4,5900% EUR 3M 1-12-2008 1-12-2027 -1.390.264
RABOBANK 20.000.000 4,4585% EUR 3M 13-7-2009 13-7-2026 -956.718
40.000.000 4,5240% -2.346.982

Vanaf de startdatum zijn de betreffende swaps effectief gehedged gedurende de gehele periode door middel van gekoppelde leningen waarvan de kritische kenmerken overeenkomen met de swaps. Deze gekoppelde leningen zijn telkens vernieuwd na de aflosmomenten van deze leningen. Hieronder zijn de huidige in 2024 gekoppelde leningen opgenomen.

Betreffende de swap van de BNG Bank is de volgende lening gekoppeld:

Bank Hoofdsom Vaste rente Variabele rente Startdatum Einddatum
NWB BANK 20.000.000 4,5900% EUR 3M -8bp 1-12-2022 2-12-2024
20.000.000

In 2024 is vanwege de herziening van bovenstaande lening, de onderstaande lening afgesloten waardoor

Bank Hoofdsom Vaste rente Variabele rente Startdatum Einddatum
BNG BANK 20.000.000 4,5900% EUR 3M + 0,01 2-12-2024 1-12-2027
20.000.000

Betreffende de swap van de Rabobank is de volgende lening gekoppeld:

Bank Hoofdsom Vaste rente Variabele rente Startdatum Einddatum
BNG BANK 20.000.000 4,4585% EUR 3M + 0,01 13-10-2023 13-7-2026
20.000.000

NIET IN DE BALANS OPGENOMEN REGELINGEN EN VERPLICHTINGEN

Voorwaardelijke verplichtingen

WSW obligoverplichting Leningen van toegelaten instellingen, die deelnemer zijn van het WSW worden door het WSW geborgd. Het WSW stelt zich borg jegens de geldgever voor de betaling van de leningsverplichtingen. Per 1 juli 2021 is de obligoregeling met WSW gewijzigd. De oude, eenmalige obligoverplichting van 3,85% van het geborgde schuldrestant wordt anders ingericht en vervangen. Dat gebeurt via een nieuwe jaarlijks gemaximeerde obligoheffing en een 'gecommitteerd obligo'. Het gecommitteerd obligo wordt zeker gesteld door middel van een door deelnemers af te sluiten obligolening.

Het jaarlijks obligo geldt als een heffing die jaarlijks kan worden geïnd. Het jaarlijks obligo is maximaal 0,33% van het geborgd volume aan leningen ultimo het afgelopen kalenderjaar. Voor boekjaar 2024 bedroeg dit percentage 0,0297% resulterend in jaarlijkse obligoheffing van € 0,21 miljoen voor WoonFriesland.

Daarnaast zijn corporaties verplicht een obligolening af te sluiten. De obligolening is een nieuw onderdeel van het borgstelsel van WSW en is een lening met een variabele hoofdsom waarop in beginsel niet getrokken wordt. Zolang er niet getrokken wordt op de obligolening, betalen corporaties over het niet opgenomen deel een bereidstellingsvergoeding aan de geldgever.

Deze obligolening is een door WSW geborgde variabele hoofdsomlening die de woningcorporatie aangaat met een geldgever en waarvan na trekking de gelden rechtstreeks worden gestort op een daartoe aangewezen rekening van WSW. Jaarlijks stelt WSW de omvang van dit gecommitteerd obligo vast op basis van het schuldrestant per 31 december van het laatst verstreken kalenderjaar. Met deze obligoregeling staan toegelaten instellingen als deelnemer van het WSW garant voor elkaar. Per 31 december 2024 heeft WoonFriesland een aangegane obligolening van € 18,6 miljoen (per 31 december 2023: € 17,4 miljoen) die niet is getrokken. Deze obligolening kan worden getrokken indien de borgstellingsreserve (risico- of garantievermogen) van het WSW niet voldoende is om op grond van aanspraken van geldgevers de betalingsverplichtingen van WSWdeelnemers over te nemen.

Leaseovereenkomsten De toekomstige lease-verplichtingen van WoonFriesland betreffen de leasecontracten van de bedrijfsauto's en -bussen en bedragen € 1,85 miljoen (2023 € 0.76 miljoen) waarvan € 0,6 miljoen een looptijd betreft van korter dan 1 jaar en € 0,0 miljoen een looptijd langer dan 5 jaar betreft. In 2024 is een totaalbedrag van € 0,92 miljoen (2023 € 0,90 miljoen) aan leasebetalingen in de winst-en-verliesrekening verwerkt.

Tevens heeft WoonFriesland in 2021 als lessee een leasecontract afgesloten met Buurblok inzake het leasen van sociale huurwoningen. De toekomstige lease-verplichtingen hiervan bedragen € 0,89 miljoen (2023 € 0,96 miljoen) waarvan € 0,13 miljoen (2023 € 0,12 miljoen) een looptijd betreft van korter dan 1 jaar en € 0,22 miljoen (2023 € 0,34 miljoen) een looptijd langer dan 5 jaar betreft. In 2024 is een totaalbedrag van € 0,12 miljoen (2023 € 0,12 miljoen) aan leasebetalingen in de winst-en-verliesrekening verwerkt.

Niet-verwerkte activa en verplichtingen

Aangetrokken, nog niet opgenomen leningen WoonFriesland heeft ultimo 2024 in totaal € 25 miljoen (2023: € 20 miljoen) aan leningen aangetrokken met een stortingsdatum na balansdatum voor investeringen en herfinancieringen.

Investeringsverplichtingen Er is sprake van niet in de balans opgenomen investeringsverplichtingen voor nieuwbouw en verduurzaming van woningen voor een totaalbedrag van € 9,4 miljoen (2023: € 28,4 miljoen), zijnde het verschil tussen de afgesloten contracten en de per balansdatum uitgevoerde werkzaamheden. Eventueel uit de contracten voorvloeiende verliezen als gevolg van onrendabele investeringen zijn voorzien in de jaarrekening.

Terugkoopverplichtingen De terugkoopverplichtingen uit hoofde van woningen verkocht onder de Koopgarant regeling zijn vermeld in de toelichting op de geconsolideerde balans bij de post verplichtingen inzake onroerende zaken verkocht onder voorwaarden.

Kredietfaciliteit WoonFriesland beschikt over een krediet- en kasgeldfacliteit bij de N.V. Bank Nederlandse Gemeenten, bestaande uit een krediet in rekening-courant ad € 5 miljoen. Per ultimo 2024 is er nog € 5 miljoen ruimte op de kredietfaciliteit.

Aankoop woningen Op balansdatum is voor 1 (2023: 0) aangekochte woning met een aanschafwaarde van € 0,25 miljoen (2023: € 0 miljoen) de overeenkomst ondertekend in 2024 en vindt de overdracht plaats in 2025.

Toelichting winst-en-verliesrekening

NETTO RESULTAAT EXPLOITATIE VASTGOEDPORTEFEUILLE

11. Huuropbrengsten

Alle bedragen x €1.000,-
2024 2023
Woningen en woongebouwen DAEB 129.191 123.104
Woningen en woongebouwen niet-DAEB 477 445
Onroerende zaken niet zijnde woningen DAEB 178 85
Onroerende zaken niet zijnde woningen niet-DAEB 836 844
subtotaal 130.682 124.478
Af: Projectderving wegens sloop -200 -63
Af: Projectderving wegens renovatie -288 -558
Af: Projectderving wegens verkoop -4 -14
Af: Projectderving wegens nieuwbouw -140 -80
subtotaal 130.050 123.763
Af: leegstand uit hoofde van mutatie -868 -824
Af: huurderving wegens oninbaarheid -827 -722
128.355 122.217

De gemiddelde huurverhoging per 1 juli 2024 bedroeg 4,97% (1 juli 2023: 2,42%). In het kader van de huursom benadering, is de totale huurverhoging voor het van toepassing zijnde gedeelte van de portefeuille 5,03% (2023: 2,5%).

WoonFriesland heeft als lessor operationele leasecontracten afgesloten voor haar vastgoed waarbij sprake is van contracten voor onbepaalde tijd welke grotendeels tussentijds opzegbaar zijn (één maand opzegtermijn).

12. Opbrengsten servicecontracten

2024 2023
Vergoedingen van huurders voor leveringen en diensten 8.345 7.981
Af: Huurderving wegens leegstand -198 -194
8.147 7.787

13. Lasten servicecontracten

2024 2023
Servicecontracten 8.746 8.282

De bedragen die in rekening worden gebracht voor levering en diensten, en overige onroerende en roerende zaken zijn gebaseerd op de geraamde c.q. werkelijke kosten. Zij worden jaarlijks, indien noodzakelijk, aangepast. Jaarlijks vindt afrekening plaats met de huurders met betrekking tot de leveringen en diensten over het voorgaande jaar.

14. Lasten verhuur en beheeractiviteiten

2024 2023
Toegerekende organisatiekosten 8.245 8.816
Overig 925 1.326
9.170 10.142

De toegerekende organisatiekosten aan verhuur en beheeractiviteiten volgen uit de kostenverdeelstaat. Daarin worden de organisatiekosten, welke onder andere bestaan uit lonen en salarissen en overige bedrijfskosten, op basis van een interne inschatting van de urenbesteding naar activiteiten verdeeld. Hierbij wordt in hoofdlijnen onderscheid gemaakt naar exploitatie, projectontwikkeling, verkoop en leefbaarheid.

Lonen, salarissen en sociale lasten 2024 2023
Salarissen 13.262 12.829
Sociale lasten 2.170 2.129
Pensioenlasten 1.411 1.505
Overige personeelskosten 3.612 3.656
20.455 20.119

Bij WoonFriesland bedroeg het aantal fulltime equivalenten (fte's) in 2024 gemiddeld 210,0 ten opzichte van gemiddeld 218,7 2023. Deze werknemers waren in 2024 allen in Nederland werkzaam (2023: idem).

Personeelsleden 2024
FTE
2023
FTE
Onderverdeeld naar:
Bestuur & Staf 15,10 13,90
Bedrijfsvoering 49,30 48,20
Klant & Woning 141,50 152,40
205,90 214,50

Eind 2024 is het aantal FTE's 205,90 (2023: 214,50).

Pensioenlasten

De gehanteerde pensioenregeling van WoonFriesland is ondergebracht bij het bedrijfstakpensioenfonds Stichting Pensioenfonds voor de Woningcorporaties (SPW). De belangrijkste kenmerken van deze pensioenregeling zijn:

  • Er is sprake van een ouderdoms- en nabestaandenpensioen.
  • Er is sprake van een middelloonregeling.
  • De pensioenleeftijd is afhankelijk van de AOW pensioenleeftijd.
  • De regeling kent zowel een levenslang als een tijdelijk partner- en wezenpensioen, waarbij het partner- en wezenpensioen is verzekerd op risicobasis.
  • Voor het ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen stelt het bestuur van het pensioenfonds jaarlijks een premie vast met een maximum van 25% van de ouderdomspensioengrondslag respectievelijk 25% van de ouderdomspensioengrondslag gecorrigeerd met de deeltijdfactor.
  • Als de middelen van het pensioenfonds het toelaten, zal het bestuur van het pensioenfonds de ingegane pensioenen en de premievrije aanspraken van gewezen deelnemers aanpassen overeenkomstig de consumentenprijsindex voor alle huishoudens. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Er is geen recht op toeslagverlening en het is voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre toeslagverlening zal plaatsvinden. Het bestuur van het pensioenfonds beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenuitkeringen en pensioenaanspraken worden aangepast.

De belangrijkste kenmerken van de uitvoeringsovereenkomst zijn:

  • Deelneming in het bedrijfstakpensioenfonds is verplicht gesteld voor de werknemers en bestuurders van WoonFriesland.
  • WoonFriesland is uitsluitend verplicht tot betaling van de vastgestelde premies. In geen geval bestaat een verplichting tot bijstorting.
  • Er is geen sprake van recht op teruggave/premiekorting.

De (maand)dekkingsgraad van SPW bedraagt ultimo 2024 : 129,0% (ultimo 2023 : 128,8%). De beleidsdekkingsgraad bedraagt ultimo 2024 : 130,3% (ultimo 2023 : 131,5%). Met deze beleidsdekkingsgraad voldoet het pensioenfonds aan de minimaal vereiste 104,2% die is voorgeschreven door De Nederlandse Bank (DNB). Er is daarom geen sprake van een dekkingstekort. Omdat de beleidsdekkingsgraad hoger is dan de vereiste dekkingsgraad van 126,1% is er geen sprake van een reservetekort.

Het bestuur van het pensioenfonds heeft in 2024 besloten de opgebouwde aanspraken van (gewezen) deelnemers en de ingegane pensioenen per 1 januari 2025 te verhogen met een gedeeltelijke toeslag. Er was ruimte voor een gedeeltelijke toeslag, omdat de beleidsdekkingsgraad per eind augustus 2024 hoger was dan 110%. Voor gewezen deelnemers en pensioengerechtigden was de ambitie van het fonds 2,70% (stijging van de prijzen in de periode van juli 2023 tot en met juli 2024) en is een toeslag verleend van 2,00%. Voor actieve deelnemers was de ambitie van het fonds 10,0% (cao-verhogingen in de sector in de periode van 31 juli 2023 tot en met 31 juli 2024) en is een toeslag verleend van 7,41%.

Toerekening organisatiekosten 2024 2023
Lonen en salarissen 16.842 16.463
Uitzendkrachten, inleen, et cetera 1.329 1.339
Overige personeelskosten 2.283 2.317
Overige huisvestingskosten 420 712
Afschrijvingskosten (huisvesting, ICT en inventaris) 1.090 1.406
Advieskosten 719 544
Automatiseringskosten 2.512 2.369
Overige algemene kosten 907 745
Bijzondere afwaardering ten dienst van (eigen kantoor gebouwen) 0 1.922
Toe te rekenen organisatiekosten 26.102 27.817
Organisatiekosten toegerekend aan:
- Lasten verhuur en beheeractiviteiten 8.245 8.816
- Lasten onderhoudsactiviteiten 14.030 14.873
- Lasten behorende tot nettoresultaat verkoop vastgoedportefeuille 60 61
- Overige organisatiekosten 2.135 2.217
- Leefbaarheid 1.632 1.850
Totaal toegerekende organisatiekosten 26.102 27.817

De organisatiekosten zijn toegerekend op basis van een kostenverdeelstaat, op basis van het aantal fte (2023: idem). Op basis hiervan is onderstaande verdeelstaat toegepast op de toe te rekenen organisatiekosten:

2024 2023
% %
Lasten verhuur en beheeractiviteiten 31,59 31,69
Lasten onderhoudsactiviteiten 53,75 53,47
Lasten behorende tot nettoresultaat verkoop vastgoedportefeuille 0,23 0,22
Overige organisatiekosten 8,18 7,97
Leefbaarheid 6,25 6,65
Totaal toegerekende organisatiekosten 100,00 100,00
Afschrijvingslasten onroerende en roerende zaken ten dienste van de exploitatie 2024 2023
Afschrijvingen verantwoord onder lasten verhuur en beheeractiviteiten 414 551
Afschrijvingen verantwoord onder lasten onderhoudsactiviteiten 513 648
Afschrijvingen verantwoord onder toegerekende organisatiekosten 2 3
Afschrijvingen verantwoord onder overige organisatiekosten 82 99
Afschrijvingen verantwoord onder leefbaarheid 79 105
Totaal Afschrijvingslasten onroerende en roerende zaken ten dienste van de exploitatie 1.090 1.406

15. Lasten onderhoudsactiviteiten

2024 2023
Planmatig onderhoud 37.970 49.168
Mutatieonderhoud 3.132 3.217
Reparatie-/klachtenonderhoud 6.843 7.012
Onderhoud uitgevoerd door eigen dienst -3.681 -3.989
Toegerekende organisatiekosten 14.030 14.873
58.294 70.281

16. Overige directe operationele lasten exploitatie bezit

2024 2023
Belastingen exploitatie 8.179 6.958
Verzekeringen 346 331
Verhuurderbijdrage huurdercommissie 84 118
Overige directe kosten 83 188
8.692 7.595

17. Verkoopopbrengst vastgoedportefeuille

Voor het verkochte daeb en niet-daeb vastgoed in exploitatie is de boekwaarde de marktwaarde in verhuurde staat. Voor het teruggekochte vastgoed onder VOV dat is doorverkocht zonder voorwaarden, is de boekwaarde de marktwaarde op terugkoopmoment onder aftrek van de contractuele korting. Het in de winst-en-verliesrekening verantwoorde resultaat bij verkoop van vorengenoemd vastgoed is derhalve beperkt, gezien het geringe verschil tussen de opbrengstwaarde en de boekwaarde.

Verkoop huurwoningen (daeb en niet-daeb vastgoed in exploitatie) 2024 2023
Verkoopopbrengst 628 185
Af: Verkoopkosten -17 -8
Af: Toegerekende organisatiekosten -54 -60
Af: Marktwaarde verkochte vastgoedportefeuille -230 -98
Netto gerealiseerd resultaat verkoop vastgoedportefeuille 327 19

De verkoopopbrengst betreft de verkoop van 2 woningen (2023: 1), 0 maatschappelijk (2023: 0), 0 commercieel (2023: 0) en 0 overige vastgoed (2023: 0). De door verkoop in 2024 gerealiseerde waardestijging ten opzichte van de boekwaarde begrepen in de herwaarderingsreserve in het eigen vermogen, bedraagt € 174 duizend.

Verkoop koopwoningen en grondposities (voorraden) 2024 2023
Verkoopopbrengst 68 0
Af: Toegerekende organisatiekosten -6 0
62 0
Resultaat in winst-en-verliesrekening 62 0
Verkoop teruggekochte woningen VOV (voorraden)
TOTAAL VAN NETTO GEREALISEERD RESULTAAT VERKOOP VASTGOEDPORTEFEUILLE 389 19

18. Overige waardeveranderingen vastgoedportefeuille

2024 2023
Mutatie voorziening onrendabele investeringen vastgoed in ontwikkeling -56.888 -13.030
Mutatie voorziening onrendabele investeringen vastgoed in exploitatie -999 -3.408
Vrijval voorziening onrendabele investeringen in exploitatie 3.492 0
Resultaat Nieuwbouw/sloop project bij oplevering 30 1.823
Overige waardeveranderingen vastgoedportefeuille 110 2.425
-54.255 -12.190

19. Niet-gerealiseerde waardeveranderingen vastgoedportefeuille

2024 2023
Waardeveranderingen commercieel vastgoed in exploitatie 1.501 -3.333
Waardeveranderingen sociaal vastgoed in exploitatie 231.294 -110.550
232.795 -113.883

20. Niet-gerealiseerde waardeveranderingen vastgoedportefeuille verkocht onder voorwaarden

2024 2023
Op(af)waardering vastgoed Verkocht onder Voorwaarden 185 455

NETTO RESULTAAT OVERIGE ACTIVITEITEN

21. Opbrengst overige activiteiten

2024 2023
Overige opbrengsten (exploitatie zonnepanelen) 2.075 2.291
Huuropbrengsten extern beheer woningen 120 114
Beheervergoeding extern beheer woningen 16 16
2.211 2.421

22. Kosten overige activiteiten

2024 2023
Overige kosten (exploitatie zonnepanelen) 3.322 3.014
Lasten extern beheer woningen 124 116
3.446 3.130

23. Overige organisatiekosten

2024 2023
Jaarlijkse vergoeding RvC 85 93
Opleidingskosten RvC 17 14
Marktwaardering 161 142
Accountantskosten 325 346
Bijdrageheffing AW 96 89
Obligoheffing 213 926
Toegerekende organisatiekosten 2.135 2.217
3.032 3.827
Accountantshonoraria (EY accountants B.V.)
Controle van de jaarrekening 304 324
Andere controlewerkzaamheden 21 22
325 346

Bovenstaande honoraria voor onderzoek van de jaarrekening zijn gebaseerd op de totale honoraria voor het onderzoek van de jaarrekening 2024 ongeacht of de werkzaamheden reeds gedurende 2024 zijn verricht.

24. Leefbaarheid

De leefbaarheidskosten laten zich uitsplitsen als zijnde:

2024 2023
Leefbaarheidsbijdrage woonmaatschappelijk werk 38 20
Leefbaarheidsbijdrage aanleg/onderhoud kleinschalige infrastructuur 434 475
Leefbaarheidsbijdrage schone woonomgeving/overlast/veiligheid 238 871
Overige leefbaarheidsbijdragen 1.864 2.077
2.574 3.443

Financiële baten en lasten

25. Rentebaten en soortgelijke opbrengsten

2024 2023
Overige rentebaten 722 369

26. Rentelasten en soortgelijke kosten

2024 2023
Rentelasten en soortgelijke kosten -21.868 -19.022

27. Belastingen

Schattingen De acute en latente belastingen in de jaarrekening zijn bepaald met inachtneming van de fiscale regels. De toepassing van deze regels is op een aantal onderwerpen niet zonder meer duidelijk en voor discussie vatbaar. Deze onderwerpen zijn onder andere het onderscheid tussen onderhoudskosten en verbeteringen, de toerekenbare kosten inzake projectontwikkeling en de inschatting van het op basis van een fiscale winstplanning naar verwachting te verrekenen deel van beschikbare fiscale verliezen. Eerst bij de aangifte zal blijken of en in hoeverre de fiscus de door de stichting gevolgde standpunten zal overnemen en accorderen. Om die reden kan de in de jaarrekening bepaalde acute en latente belasting achteraf nog aan veranderingen onderhevig zijn.

Belastingdruk winst-en-verliesrekening De belastinglast/-bate over het resultaat in de winst-en-verliesrekening bestaat uit de volgende componenten:

2024 2023
Acute belastingen huidig boekjaar -3.472 -347
Acute belastingen vorig boekjaar 315 0
Mutaties latenties -4.034 129.678
-7.191 129.331

Aansluiting toepasselijk en effectieve belastingtarief Het toepasselijk (wettelijk) belastingtarief bedraagt 25,8% (2023: 25,8%). Het effectieve belastingtarief, zijnde de belastinglast in de winst-en-verliesrekening uitgedrukt als % van het jaarresultaat voor belastingen, bedraagt 3,55% (2023: 105,17%).

De aansluiting tussen het effectieve belastingtarief en het toepasselijk belastingtarief is als volgt:

2024 2023
% %
Belastinglast/belastingbate op basis van toepasselijk tarief 25,80 25,80
Aanpassingen in verband met belastingen vorige boekjaren 0,87 0,09
Niet-aftrekbare kosten 0,00 0,66
(Her)waardering latenties -23,12 78,61
Tariefmutaties 0,00 0,01
Effectief tarief 3,55 105,17

Het gemiddelde wettelijke belastingtarief bedraagt 25,8%. De effectieve belastingdruk in de jaarrekening wijkt af van het gemiddelde toepasselijke belastingtarief door met name niet opgenomen tijdelijke verschillen, waardering tegen contante waarde van latenties en verliesverrekening.

28. Resultaat deelnemingen

2024 2023
Aandeel resultaat OBM B.V. 0 9

Bezoldiging van de directie en de commissarissen De bezoldigingen met inbegrip van de pensioenlasten en andere uitkeringen van de huidige en gewezen directieleden en commissarissen die in het boekjaar ten laste van WoonFriesland zijn gekomen, bedragen € 217.000 (2023: € 309.254) respectievelijk € 82.840 (2023: € 90.329).

Toelichting op het kasstroomoverzicht 2024

SAMENSTELLING GELDMIDDELEN
Liquide middelen per 31 december 2023 13.165
Zeer liquide effecten per 31 december 2023 - -
Geldmiddelen per 31 december 2023 volgens kasstroomoverzicht 13.165
Balansmutatie geldmiddelen 2024 -3.600
Liquide middelen per 31 december 2024 9.565
Zeer liquide effecten per 31 december 2024 -
Geldmiddelen per 31 december 2024 volgens kasstroomoverzicht 9.565

Overige Informatie

Gebeurtenissen na balansdatum – besluit huurbevriezing Voorjaarsnota 2025

Op 18 april 2025 heeft de minister van Financiën de Voorjaarsnota 2025 gepubliceerd met daarin een update van de Rijksbegroting 2025 en de daaropvolgende jaren. De Rijksoverheid heeft onder meer het voorgenomen besluit om de huren voor sociale huurwoningen in 2025 en 2026 te bevriezen. Dit betekent dat er geen huurverhogingen mogen worden doorgevoerd tussen 1 juli 2025 en 1 juli 2027. Het betreft een voorgenomen politiek besluit die, op het moment van opmaken van deze jaarrekening, nog niet is vastgelegd in wet- en regelgeving.

Als gevolg van het voorgenomen besluit blijven huurverhogingen in 2025 en 2026 uit en komen daarmee de huurinkomsten in de daaropvolgende jaren tevens lager uit dan initieel verwacht. Hierdoor neemt de toekomstige investeringsruimte van WoonFriesland af voor onder meer onderhoud, verduurzaming, leefbaarheid en uitbreiding van de woningvoorraad.

De lagere toekomstige kasstromen uit huuropbrengsten hebben tevens een neerwaarts effect op de marktwaarde en de beleidswaarde van het vastgoed in verhuurde staat en de voorziening onrendabele top. De marktwaarde in verhuurde staat en beleidswaarde van het vastgoed zijn immers bepaald op basis van onder meer de veronderstelling van jaarlijkse huurverhogingen.

Daarnaast heeft het voorgenomen besluit ook impact op begroting onderliggend aan de berekende ratio’s 2025 en daaropvolgende jaren, waaronder de Interest Coverage Ratio (ICR) en Loan-to-value (LTV). Beide ratio’s zijn belangrijk voor de borging door het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). Omdat de huurinkomsten door de bevriezing achterblijven bij eerdere aannames, zal de ontwikkeling van de operationele kasstroom achterblijven en daarmee een neerwaarts effect hebben op de ICR. Een gelijk effect zal zichtbaar zijn op de LTV door een afname van de beleidswaarde. WoonFriesland heeft reeds bij het opstellen van de begroting 2025 een scenario van huurbevriezing in 2025 en 2026 doorgerekend.

Hoewel WoonFriesland beleidsmatig zal bijsturen om onze volkshuisvestelijke taak uit te voeren, is door WoonFriesland naar aanleiding van het voorgenomen besluit een schatting gemaakt van de mogelijke financiële effecten indien de huurbevriezing voor 2025 en 2026 zich voordoet. De potentiële impact is als volgt:

  • De beleidswaarde per 31 december 2024 zou afnemen met 4,1% (€ 82,4 miljoen). En daarmee de LTV zou stijgen tot 39,7% (bij een grenswaarde van 70%).
  • De ICR in 2025 met 0,08 en 2026 met 0,20 punten zal dalen ten opzichte van het basisscenario met reguliere huurindexaties tot het niveau van 1,48 in 2025 en 1,43 in 2026 (bij een grenswaarde van 1,4).

WoonFriesland heeft de impact van genoemde gebeurtenis afgewogen op grond van RJ 160 (‘Gebeurtenissen na balansdatum’) en geconcludeerd dat geen sprake is van een gebeurtenis die nadere informatie geeft over de feitelijke situatie per balansdatum en deze is daarmee niet verwerkt in de jaarrekening 2024. Gelet op het belang en mogelijk toekomstige impact van deze gebeurtenis, is in lijn met RJ 160 deze gebeurtenis toegelicht als gebeurtenis na balansdatum.

Gescheiden verantwoording DAEB/ niet-DAEB

Algemeen Op grond van artikel 15 lid 2 en 4 van de Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 heeft WoonFriesland onderscheid aangebracht tussen diensten van algemeen economische belang (DAEB-tak) en de overige diensten (niet-DAEB-tak). Daartoe zijn een afzonderlijke balans, winst-en­verliesrekening en kasstroomoverzicht voor respectievelijk de DAEB-tak en de niet-DAEB-tak opgesteld.

Aard van de niet-DAEB activiteiten De niet-DAEB activiteiten van WoonFriesland bestaan (conform het door de Autoriteit Woningcorporaties goedgekeurde ‘scheidingsvoorstel’) met name uit:

  • Het verhuren van woningen die tot de niet-DAEB-tak behoren.
  • Verhuur van bedrijfsmatig onroerend goed dat onlosmakelijk gekoppeld is aan DAEB-eenheden.
  • Verhuur van bedrijfsmatig onroerend goed waarop WoonFriesland een verkoopstrategie heeft geformuleerd zoals verwoord in het jaarverslag.
  • Het verhuren van garages en parkeerplaatsen.

Grondslagen voor de splitsing De belangrijkste uitgangspunten en grondslagen ten aanzien van de afzonderingen primaire overzichten zijn:

  • Conform het door de Autoriteit Woningcorporaties goedgekeurde ‘scheidingsvoorstel’, zijn de vastgoedbeleggingen in exploitatie gesplitst naar DAEB en niet-DAEB vastgoed in exploitatie.
  • Ten aanzien van de onroerende zaken verkocht onder voorwaarden is de splitsing gebaseerd op de status van het bezit op het moment van de eerste verkoop.
  • Met betrekking tot het vastgoed in ontwikkeling bestemd voor eigen exploitatie en de gerelateerde voorzieningen is onderscheid gemaakt op projectniveau, op basis van de daadwerkelijke projectplannen en de hieruit voortvloeiende classificatie.
  • Alle deelnemingen van WoonFriesland zijn geclassificeerd als zijnde niet-DAEB.
  • In de DAEB-tak van WoonFriesland is een post opgenomen inzake de nettovermogenswaarde van de niet-DAEB-tak (gelijk aan het eigen vermogen van de niet-DAEB-tak. Hierdoor is het eigen vermogen van de DAEB-tak gelijk aan het eigen vermogen van de jaarrekening.
  • De belastinglatenties zijn toegerekend aan de DAEB- of niet-DAEB-tak conform de onderbouwing per latentiepost;
  • Vastgoed in ontwikkeling bestemd voor de verkoop en onderhanden projecten zijn volledig geclassificeerd als zijnde niet-DAEB.
  • Ten aanzien van de liquide middelen is geen onderscheid te maken op basis van separate bankrekeningen. De splitsing is gemaakt op basis van de beginstand conform het goedgekeurde scheidingsvoorstel, gecorrigeerd voor de daaropvolgende ‘gesplitste’ kasstromen.
  • Huuropbrengsten en onderhoudskosten zijn voor zover mogelijk gesplitst op basis van koppeling aan het betreffende vastgoed.
  • Voor overige opbrengsten en kosten, heeft WoonFriesland een verdeelsleutel toegepast op basis van een goedgekeurde kostenverdeelstaat door de Autoriteit Woningcorporaties. Deze is gebaseerd op het aantal eenheden die als DAEB/niet-DAEB zijn verantwoord, rekening houdend met een kostenfactor per type vastgoed.
  • Voor de gescheiden kasstroomoverzichten is een identieke benadering toegepast als voor de gescheiden winst-en-verliesrekening.

Gescheiden balans
(voor resultaatbestemming)

ACTIVA DAEB niet-DAEB DAEB niet-DAEB
2024 2023
Vaste activa
Vastgoedbeleggingen
DAEB vastgoed in exploitatie 2.883.154 0 2.577.691 0
Niet-DAEB vastgoed in exploitatie 0 23.627 0 23.158
Onroerende zaken verkocht onder voorwaarden 9.097 7.731 8.694 8.139
Vastgoed in ontwikkeling bestemd voor
eigen exploitatie
1.307 0 22.774 0
2.893.558 31.358 2.609.159 31.297
Materiële vaste activa
Onroerende en roerende zaken ten dienste
van de exploitatie
5.694 0 6.138 0
Financiële vaste activa
Deelneming in groepsmaatschappijen 0 0 0 0
Netto vermogenswaarde niet-DAEB 24.756 0 24.237 0
Latente belastingvordering(en) 3.653 30 7.687 30
Leningen u/g 8 0 2 0
28.417 30 31.926 30
2.927.669 31.388 2.647.223 31.327
Vlottende activa
Voorraden 64 0 0 0
Vlottende vorderingen
Huurdebiteuren 854 10 736 7
Belastingen en premies sociale verzekeringen 1.599 0 3.512 0
Overige vorderingen 270 0 436 0
Overlopende activa 2.308 18 945 122
5.031 28 5.629 129
Liquide middelen 8.565 1.000 12.165 1.000
2.941.329 32.416 2.665.017 32.456
PASSIVA
Eigen vermogen
Herwaarderingsreserve 1.534.777 14.406 1.310.445 13.047
Overige reserves 362.474 8.507 575.993 11.750
Resultaat na belasting van het boekjaar 195.536 1.843 10.813 -560
2.092.787 24.756 1.897.251 24.237
Voorzieningen
Onrendabele investeringen en herstructureringen 56.995 0 14.430 0
Latente belastingverplichtingen 0 0 0 0
Voorziening reorganisatiekosten 0 0 12 0
Voorziening jubileumuitkering 400 7 369 6
Voorziening V&E-meters 336 0 336 0
57.731 7 15.147 6
Langlopende schulden
Schulden/leningen overheid 190 0 1.093 0
Schulden/leningen kredietinstellingen 758.634 0 686.765 0
Verplichtingen uit hoofde van onroerende zaken
verkocht onder voorwaarden
7.519 7.385 7.288 7.806
Overige schulden 133 3 133 3
766.476 7.388 695.279 7.809
Kortlopende schulden
Schulden aan overheid 902 0 1.447 0
Schulden aan kredietinstellingen 2.131 0 20.250 0
Schulden aan leveranciers 817 12 13.658 78
Belastingen en premies sociale verzekeringen 3.800 56 7.157 101
Schulden terzake van pensioenen 0 0 178 3
Overige schulden 2.561 184 2.354 169
Overlopende passiva 14.124 13 12.296 53
24.335 265 57.340 404
2.941.329 32.416 2.665.017 32.456

Gescheiden winst-en-verliesrekening

DAEB niet-DAEB DAEB niet-DAEB
2024 2023
Huuropbrengsten 127.124 1.231 121.044 1.173
Opbrengsten servicecontracten 8.092 55 7.728 59
Lasten servicecontracten -8.647 -99 -8.224 -58
Lasten verhuur en beheeractiviteiten -9.030 -140 -9.982 -160
Lasten onderhoudsactiviteiten -57.780 -514 -69.710 -571
Overige directe operationele lasten exploitatie bezit -8.571 -121 -7.483 -112
Nettoresultaat exploitatie vastgoedportefeuille 51.188 412 33.373 331
Verkoopopbrengst vastgoedportefeuille 829 1.891 185 699
Verkoopkosten vastgoedportefeuille -17 0 -7 -1
Toegerekende organisatiekosten -59 -1 -59 -1
Boekwaarde verkochte vastgoedportefeuille -431 -1.823 -98 -699
Netto gerealiseerd resultaat verkoop
vastgoedportefeuille
322 67 21 -2
Overige waardeveranderingen vastgoedportefeuille -54.255 0 -12.190 0
Niet-gerealiseerde waardeveranderingen
vastgoedportefeuille
231.294 1.501 -111.605 -2.278
Niet-gerealiseerde waardeveranderingen
vastgoedportefeuille verkocht onder voorwaarden
172 13 326 129
Waardeveranderingen vastgoedportefeuille 177.211 1.514 -123.469 -2.149
Opbrengst overige activiteiten 2.078 133 2.285 136
Kosten overige activiteiten -3.276 -170 -2.972 -158
Nettoresultaat overige activiteiten -1.198 -37 -687 -22
Overige organisatiekosten -2.993 -39 -3.778 -49
Leefbaarheid -2.574 0 -3.443 0
Bedrijfsresultaat 221.956 1.917 -97.983 -1.891
Rentebaten en soortgelijke opbrengsten 722 0 369 0
Rentelasten en soortgelijke kosten -21.868 0 -19.022 0
Financiële baten en lasten -21.146 0 -18.653 0
Resultaat voor belastingen 200.810 1.917 -116.636 -1.891
Belastingen -7.117 -74 128.009 1.322
Resultaat deelneming 0 0 0 9
Resultaat 193.693 1.843 11.373 -560
Resultaat niet-DAEB 1.843 0 -560 0
Resultaat na belastingen 195.536 1.843 10.813 -560

Gescheiden kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode.

DAEB niet-DAEB DAEB niet-DAEB
2024 2023
Kasstroom uit operationele activiteiten
Operationele Ontvangsten
Huurontvangsten 128.139 1.270 122.126 1.130
Vergoedingen 7.033 46 7.712 55
Overheidsontvangsten 256 0 1906 0
Overige bedrijfsontvangsten 288 149 423 153
Ontvangen interest 405 0 0 0
Saldo ingaande kasstromen 136.121 1.465 132.167 1.338
Operationele Uitgaven
Erfpacht -1 0 -1 0
Betalingen aan werknemers -16.772 -248 -17.004 -264
Onderhoudsuitgaven -50.041 -340 -52.826 -305
Overige Bedrijfsuitgaven -29.625 -466 -29.815 -508
Betaalde interest -20.670 0 -18.109 0
Sectorspecifieke heffing onafhankelijk van resultaat -391 -3 -1.133 0
Leefbaarheid externe uitgaven niet investering
gebonden
-947 0 -1.804 0
Vennootschapbelasting -1.170 -74 -3.445 -46
Saldo uitgaande kasstromen -119.617 -1.131 -124.137 -1.123
Kasstroom uit operationele activiteiten 16.504 334 8.030 215
Kasstroom uit investeringsactiviteiten
MVA ingaande kasstroom
Verkoopontvangsten bestaande huur, woon- en niet
woongelegenheden
829 1.891 185 0
Verkoopontvangsten woongelegenheden (VOV) na inkoop in dPi periode 0 0 0 699
(Des)Investeringsontvangsten overig 120 0 0 0
Tussentelling ingaande kasstroom MVA 949 1.891 185 699
MVA Uitgaande kasstroom
Nieuwbouw huur, woon- en niet woongelegenheden -38.075 0 -43.222 0
Woningverbetering. woon- en niet woongelegenheden -32.614 -71 -16.030 -36
Aankoop, woon- en niet woongelegenheden -2.059 -822 -5.570 0
Sloopuitgaven, woon- en niet woongelegenheden -1.055 0 -305 0
Investeringen overig -795 0 -546 0
Externe kosten bij verkoop -25 -2 -25 -1
Verwerving van materiële vaste activa -74.623 -895 -65.698 -37
Saldo in- en uitgaande kasstroom MVA -73.674 996 -65.513 662
FVA
Ontvangen verbindingen 0 0 0 1.746
Ontvangen lening en dividenden niet-DAEB tak 1.330 0 2.623 0
Uitgaven lening en dividenden 0 -1.330 0 -2.623
Saldo in-en uitgaande kasstromen financiële vaste activa 1.330 -1.330 2.623 -877
Kasstroom uit investeringsactiviteiten -72.344 -334 -62.890 -215
Kasstroom uit financieringsactiviteiten
Financiering Ingaande Kasstromen
Nieuw geborgde leningen 98.000 0 97.886 0
Financiering Uitgaande Kasstromen
Aflossing door WSW geborgde leningen -42.318 0 -41.133 0
Aflossing ongeborgde leningen DAEB- investeringen -3.442 0 -1.550 0
Tussentelling uitgaande kasstromen -45.760 0 -42.683 0
Kasstroom uit financieringsactiviteiten 52.240 0 55.203 0
Liquide middelen
Mutatie liquide middelen -3.600 0 343 0
Liquide middelen per 1 januari 12.165 1.000 11.822 1.000
Liquide middelen per 31 december 8.565 1.000 12.165 1.000
-3.600 0 343 0

WNT-verantwoording 2024 WoonFriesland

De WNT is van toepassing op WoonFriesland. Het voor WoonFriesland toepasselijke bezoldigingsmaximum is in 2024 € 218.000.

1. Bezoldiging topfunctionarissen

1a. Leidinggevende topfunctionarissen met dienstbetrekking en leidinggevende topfunctionarissen zonder dienstbetrekking vanaf de 13e maand van de functievervulling

Leidinggevende topfunctionarissen met dienstbetrekking en leidinggevende topfunctionarissen zonder dienstbetrekking vanaf de 13e maand van de functievervulling inclusief degenen die op grond van hun voormalige functie nog 4 jaar als topfunctionaris worden aangemerkt.

Gegevens 2024 S.K. Hoekstra
Functiegegevens directeur bestuurder
Aanvang en einde functievervulling in 2024 1/1 - 31/12
Omvang dienstverband (als deeltijdfactor in fte) 1,0
(Fictieve) Dienstbetrekking Ja
Bezoldiging
Beloning plus belastbare onkostenvergoedingen 194.265
Beloningen betaalbaar op termijn 22.735
Subtotaal 217.000
Individueel toepasselijke bezoldigingsmaximum 218.000
-/- Onverschuldigd betaald en nog niet terugontvangen bedrag -
Bezoldiging 217.000
Gegevens 2023
Functiegegevens directeur bestuurder
Aanvang en einde functievervulling in 2023 1/1 - 31/12
Omvang dienstverband (als deeltijdfactor in fte) 1,0
(Fictieve) Dienstbetrekking Ja
Bezoldiging
Beloning plus belastbare onkostenvergoedingen 185.752
Beloningen betaalbaar op termijn 21.248
Subtotaal 207.000
Individueel toepasselijke bezoldigingsmaximum 209.000
Bezoldiging 207.000

1c. Toezichthoudende topfunctionarissen

Gegevens 2024 W.J. Mansveld J.C. Bijlsma J.B. Rijpkema
Voorzitter Commissaris Commissaris
Aanvang en einde functievervulling in 2024 1/1 - 31/12 1/1 - 18/04 1/1 - 31/12
Bezoldiging
Bezoldiging 26.160 4.360 17.440
Individueel toepasselijke bezoldigingsmaximum 32.700 6.492 21.800
-/- Onverschuldigd betaald en nog niet terugontvangen bedrag - - -
Bezoldiging 26.160 4.360 17.440
Het bedrag van de overschrijding en reden waarom
de overschrijding al dan niet is toegestaan
N.v.t. N.v.t. N.v.t.
Toelichting op de vordering wegens onverschuldigde betaling N.v.t. N.v.t. N.v.t.
Gegevens 2023
Functiegegevens Voorzitter Commissaris Commissaris
Aanvang en einde functievervulling in 2023 1/1 - 31/12 1/1 - 31/12 1/1 - 31/12
Bezoldiging
Bezoldiging 25.080 16.720 16.720
Individueel toepasselijke bezoldigingsmaximum 31.350 20.900 20.900
Gegevens 2024 B. van Ree N.Ybema
Functiegegevens Commissaris Commissaris
Aanvang en einde functievervulling in 2024 1/1 - 31/12 1/1 - 31/12
Bezoldiging
Bezoldiging 17.440 17.440
Individueel toepasselijke bezoldigingsmaximum 21.800 21.800
-/- Onverschuldigd betaald en nog niet terugontvangen bedrag - -
Bezoldiging 17.440 17.440
Het bedrag van de overschrijding en reden waarom
de overschrijding al dan niet is toegestaan
N.v.t. N.v.t.
Toelichting op de vordering wegens onverschuldigde betaling N.v.t. N.v.t.
Gegevens 2023
Functiegegevens Commissaris Commissaris
Aanvang en einde functievervulling in 2023 21/6 - 31/12 1/7 - 31/12
Bezoldiging 8.819 8.360
Individueel toepasselijke bezoldigingsmaximum 11.108 10.536

3. Overige rapportageverplichtingen op grond van de WNT

Naast de hierboven vermelde topfunctionarissen zijn er geen overige functionarissen met dienstbetrekking die in 2024 een bezoldiging boven het individueel toepasselijk drempelbedrag hebben ontvangen.

Ondertekening

Was getekend: Stichting WoonFriesland,

Sigrid K. Hoekstra
Directeur-bestuurder

Grou, 7 mei 2025

De Raad van Commissarissen kan zich verenigen met deze stukken en heeft het jaarverslag 2024, bestaande uit het bestuursverslag, volkshuisvestelijk verslag en de jaarrekening vastgesteld. De vaststelling heeft overeenkomstig de statuten geresulteerd in een afzonderlijk besluit tot het verlenen van decharge aan de directeur-bestuurder over het gevoerde beleid 2024.

Was getekend: Raad van Commissarissen,

Mevr. W.K. Mansveld
Voorzitter Raad van
Commissarissen

Dhr. J.B. Rijpkema
Lid Raad van
Commissarissen

Dhr. B. van Ree
Lid Raad van
Commissarissen

Mevr. N. Ybema
Lid Raad van
Commissarissen

Dhr. B. Roman
Lid Raad van
Commissarissen

Overige gegevens

1. Statutaire winstbestemmingsregeling
De winstbestemming vindt plaats overeenkomstig artikel 25 van de statuten. Daarin is bepaald dat de directie met goedkeuring van de raad van commissarissen vaststelt welk deel van de winst wordt toegevoegd aan de reserves.

Deel deze pagina: